Erectiele disfunctieStart religieus9
Start Omhoog

                 

De coördinaten van de stilte

De onttovering van de wereld

Niets

Weten dat mijn vreugde echte vreugde is

De wereld een ei vol betekenis


 

De coördinaten van de stilte

Over de stilte niets dan goeds. Stilte in de tijd, in de loop der dingen. Op je plaats komen, de deur in het slot, eindelijk thuis.

Stilte is een vorm van ruimte. Stilte is lege ruimte, een open plek in het bos, in het lawaai van alledag, de gedachtestroom die bijna zonder pauze door je hoofd kan gaan. Stilte is níet ingevulde ruimte. Maar stilte heeft net als ruimte contouren nodig, een afgrenzing. Zoals de randen van het vat het pas mogelijk maken dat het vat iets kan bevatten, zo kan de afgrenzing van de stilte deze mogelijk maken.

Maar hoe kan de stilte worden afgegrensd van het dagelijkse lawaai, welke contouren zijn nodig, binnen welke coördinaten kan de stilte plaatsvinden? Het antwoord is simpel: door de ordening van de tijd. Door de tijd af te grenzen, de tijd van de activiteit en de tijd van de rust, de stilte. De beleving en invulling van de tijd geeft ons de mogelijkheid in handen om de stilte te leren ervaren.

Stilte kun je vinden in een ruimte waar het stil is, waar het lawaai van buiten niet doordringt. Dat kan een voorwaarde zijn om kennis te maken met de stilte: deze ruimte opzoeken, tijd vrijmaken om in een stilteruimte te verblijven. Maar daarnaast kan echte stilte pas ontstaan in jezelf. De ruimte is hoogstens voorwaarde of kan dit proces van stil worden in jezelf bevorderen.

Maar wat is dit dan: "stil worden in jezelf"? Is er een knop die aan en uit kan worden gezet, geluid en gedachten aan of uit? En wat is het afdalen in jezelf dat zo vaak wordt genoemd en beschreven op momenten van stilte? Waarin daal je dan af en wat tref je aan? Ook wordt wel eens gezegd als je stil wordt van binnen, komt er plaats vrij voor God, kun je God in jezelf ontmoeten. Maar wat is dit dan en is dit voor iedereen ervaarbaar? Vragen, vragen.

Misschien moet je allereerst proberen los te laten. Los laten dat deze vragen op de een of andere wijze rationeel te begrijpen zijn en dus het antwoord te verkrijgen is via het verstand, via nadenken hierover. Maak je geen zorgen, laat maar gebeuren, ook als je niet weet waar je uitkomt, waar stilte je kan brengen.

Tijdens een wel gekozen moment van rust, van stil worden, kunnen allerlei gedachten je plagen, laat ze maar, ze zijn niet belangrijk. Hoe meer aandacht je eraan besteed hoe zwaarder ze wegen, hoe harder je probeert ze weg te duwen hoe meer ze zich opdringen. Laat ze boven komen, ze drijven vanzelf af op de stroom en tenslotte heb je er geen last meer van. Ze zijn als een rivier die nooit hetzelfde is, maar jij zit aan de oever en ziet ze als bladeren voorbijdrijven.

Wat blijft er over als de gedachten weg zijn gedreven? Niets. Leegte, een onbestemd gevoel, rust. Maar lukt dit wel? Bereik je deze toestand? Blijf je niet veel eerder het gevoel houden dat je langs de stroom zit en kijkt, ervaart, weet hebt van wat er langs komt zonder dat je het echt los kunt laten. Dát kan, en zal meestal ook het geval zijn. Stilte is géén doel, níet iets om te bereiken, waar een uitgestippelde weg je toe kan leiden. Stilte overkomt je, overvalt je, het is een stuk genade, dat wil zeggen het is een geschenk van buiten, zonder dat je er veel invloed op uit kunt oefenen.

Laat het maar gebeuren als je langs het water van je gedachten zit. Wie weet komt het zomaar vanzelf. Wat je echter wel kunt beïnvloeden, wat je in de hand hebt en wat de voorwaarde vormt om langs het water te gaan zitten, is het feit dat je wel bewust tijd moet maken, ruimte moet scheppen in je leven om te gaan zitten. Zonder dit laatste blijf je rennen en voortjagen, hol je jezelf voorbij en werk je en zet je jezelf in voor van alles en nog wat, maar wat is het resultaat? Nog meer druk, nog meer doelen, nog meer proberen te bereiken in nog kortere tijd.

Stilte is een bewuste pas op de plaats. En keuze voor creatief niets doen. Creatief omdat het scheppend is, het niets doen maakt van alles mogelijk. Wat je niet voor mogelijk had gehouden kan opeens helder voor je geest staan. Een beslissing waar je lang over in zat kan opeens helder zijn. Maar ook hier gaat het niet om creativiteit. Het scheppende, waar je in je dagelijks leven veel profijt van kunt hebben is een gevolg van de stilte, een mogelijk resultaat. Maar net zo min als de stilte een doel op zichzelf is, is het resultaat van de stilte dat.

Stilte is inhouden, wachten, diep van binnen weten, dat het hollen en jagen je niet verder brengt. Stilte is je leven ordenen, ruimte vrij maken om niets te doen, niets te willen, niets te hoeven. Dat hoeft geen hele dag, een moment op de dag, of meerdere momenten zoals in een klooster, kan genoeg zijn. In een abdij is het leven geordend door de zeven gebedsmomenten, zeven keer per dag stil staan bij jezelf, bij je relatie met de anderen, bij je relatie met God en bij de vraag hoe je God kunt dienen en hoe je zinvol leven kunt. Het antwoord luidt door gebed, door werken en door studie. Deze drieslag, waarbij het gebedsmoment en daarbij de ingepaste stilte het coördinatenstelsel vormt, is een geheel van actieve en passieve levensmomenten. Passief in de zin van niet werken, niet zorgen, niet actief iets ter hand nemen omdat het nodig is. Bidden als passief moment. Het zingen van psalmen, en inhouden tussen de woorden, het mediteren op de tekst, het stil zijn  na het gezongen gebed. Het onderscheid passief actief is niet echt geschikt om het moment van stilte te omschrijven. Stilte is een vorm van leegte die zich aan dit onderscheid onttrekt. Het is de ruimte tussen de letters, tussen de woorden, het ontbreken van de inhoud, de vulling. Stilte is een niets, maar niets is niet omschrijfbaar, niet definieerbaar want de taal heeft er geen begrippenkader voor. Je kunt hoogstens aangeven wat het allemaal niet is, en niet wat het wel is. Het niets, de stilte is daarom een paradox, een complexe werkelijkheid van het niet er zijn en toch onontbeerlijk zijn opdat de dingen er kunnen zijn. Zoals de letters en de woorden pas zichtbaar worden omdat er ruimte, omdat er niets tussen zit, zo ook met de stilte, de leegte en het zijn der dingen. Stilte in die zin opgevat als ruimtelijke metafoor heeft ook zijn beperkingen, want wat is stilte in de orde van de tijd? Vooral als we de tijd niet lineair proberen voor te stellen, als tijdsruimte die volgt na elkaar, of als weg die doorlopen wordt. Stilte in de tijd onderbreekt dit lineaire karakter van de tijd. Er is even niets, geen voortgang, geen achteruitgang maar een breuk. De ruimte die er opeens even niet is.

Misschien is de eeuwigheid wel zo een vorm van stilte, en omgeeft de eeuwigheid ons dagelijks bestaan zoals het niets, de leegte ons omgeeft. Eeuwigheid in het ogenblik, in het hier en nu van dit moment, een oogopslag als het ware. Maar we weten allemaal dat dit hier en nu net als de eeuwigheid onbereikbaar is, niet te vatten met ons verstand, hoe dan ook niet is vast te houden met welke middelen dan ook. En toch is ons leven een aaneenschakeling van ogenblikken, ogenblikken met eeuwigheidswaarde. Uniciteit, onherhaalbaarheid, worden, het zijn categorieën die niet meer met begrippen nader te omschrijven  zijn, dan met hetgeen we in huis hebben aan taal. Maar dat geldt voor alle beschrijvingen van de werkelijkheid. Onze woorden, onze begrippen vallen niet gelijk met de dingen die ze beschrijven. Onze woorden, onze taal verwijst, geeft betekenis in dit proces van voortdurende verwijzing, een constante semiose, betekenisgeving.

Voor de omschrijving van de stilte betekent dit dat stilte niet beschrijfbaar is alsof we zo er achter kunnen komen wat we in huis hebben. Maar is stilte dan wel echt ervaarbaar? Is het niet eerder een illusie die wij najagen? Een fictie, een mooi verlangen maar onbereikbaar? Er zijn getuigen, mensen die zeggen dat het wel kan, dat ze de stilte hebben ervaren en niet alleen de stilte maar ook iets van de goddelijke werkelijkheid die in deze stilte kan spreken. We hebben hun getuigenis, hun ervaringen in woorden gegoten die niet kunnen uitdrukken wat ze hebben ervaren. Hun taal is bij benadering, net als onze taal als we de liefde stem willen geven of het gevoel van eenzaamheid.

We kunnen deze getuigenissen wantrouwen of hen vertrouwen, dat wil zeggen geloof, schenken. Een andere keuze hebben we niet. En we kunnen proberen te trachten om hetzelfde maar dan anders, te ervaren in ons eigen leven. Maar ook hier geldt weer: niets is manipuleerbaar, of op herhaling ervaarbaar. Het blijft een geschenk, zo je wilt een geschenk uit de hemel. Zelf zul je de eerste stap moeten zetten, een stap om stil te worden, ruimte scheppen, een pas op de plaats. Dat kan elk moment, elke dag, elk moment van je leven. Wat zou je tegen kunnen houden, je hebt niets te verliezen. Stilte neemt je niets af, ze kan enkel geven.

 

John Hacking


De onttovering van de wereld

 

"Het symbool geeft te denken: deze formule die ons enthousiast maakt zegt twee dingen; het symbool geeft; maar het geeft te denken, iets om te denken. Al gevend stelt het iets; de formule suggereert dus tegelijkertijd dat alles in raadselen al gegeven is, en dat men toch altijd weer alles moet beginnen en herbeginnen binnen de ruimte van het denken." pag. 62

 

"Mijn overtuiging is dat men niet moet denken achter de symbolen, maar vanuit en volgens de symbolen, dat hun kern onverwoestbaar is, dat zij de openbarende grond van het woord vormen. Dat woont te midden van de mensen; kortom het symbool geeft te denken. Anderzijds dreigt het gevaar dat we de symbolen zogenaamd rationeel herhalen, dat we de symbolen, als zodanig rationaliseren, en ze zo verstarren op het vlak van de beelden, waar ze ontstaan en zich ontplooien." pag. 72-73

 

Paul Ricoeur in Kwaad en bevrijding, Rotterdam 1969

 

De wereld lijkt onttoverd. Toegankelijk voor elke vorm van kennen lijken alle geheimen op termijn ontsluierd te worden. Het geheim van het leven en het geheim van de dood, het geheim van het ontstaan van de kosmos, het geheim van de energie  en het geheim van God. Natuurlijk zal het nog even duren, maar het begin is gemaakt. De wetenschap wordt ingezet als instrument.

Maar valt er in deze nieuwe wereld nog wel te leven? Wil de mens wel wonen in een huis waarin geen donkere hoeken meer zijn? Donker omdat niet alles bekend is, donker omdat de duisternis veelbelovend is, omdat talloze projecties deze duisternis kunnen omzetten in licht. Duisternis die verlangens oproept, die doet huiveren en die met vreugde vervult omdat alles mogelijk is.

In een onttoverde wereld is datgene mogelijk geworden wat haalbaar is en daarbuiten is er niets. Daar moeten we het mee doen. De droom is (bijna) uitgeschakeld als de ervaring van de toetsbare en meetbare realiteit tot uitgangspunt dient voor onze wensen en verlangens. Of is er toch nog een klein, grijs, schemergebied, waar de droom kan aarden? Een klein beetje hoop dat de realiteit zoals we haar beleven ook een droom zal zijn? Want kunnen we bewijzen dat we reëel zijn? Dat de wereld om ons heen "echt" is zoals we haar ervaren, dat wil zeggen dat er geen alternatieven zijn? Met andere woorden gaan we op in de materiële wereld? Is dat onze laatste horizont? En stel nou dat we de geest poneren als alternatief. Een "durchgeisterte Welt" als mogelijkheid en als werkelijkheid. Komen we dan verder? Is dat ook geen luchtfietserij?

Een onttoverde wereld veronderstelt in de tijd een betoverde wereld. De inzet van de onttovering is bevrijding. Maar bevrijding waarvan? Van de betovering? Maar wat is dan de inhoud van de betovering? Wat is de bindende, verbindende, gevangen - makende kracht van de betovering? In welke gevangenis houdt de betovering ons gevangen? Naïviteit? Onwetendheid? Domheid? Magie? Waan? Fictie?

Werkt de betovering via het symbool? Wordt de (lijfelijke) beleving van de werkelijkheid en de geprojecteerde (vermoede) werkelijkheid bijeengehouden door het symbool? Een ervaring van eenheid op basis van een gevoel van integratie in een groter geheel zonder dat de aandacht voor het individuele, het bijzondere verdwenen is? En omgekeerd, is onze werkelijkheidservaring diabolisch geworden, dat wil zeggen gekenmerkt door fragmentatie, verscheurdheid, contradictie, verwarring?

De platte eendimensionale tegenoverstelling van licht en donker, een magische wereld en een verlichte wereld, een betoverde en onttoverde wereld, een symbolische orde en een diabolische orde in de werkelijkheid doet geen recht aan de meerzinnige beleving en gelaagdheid van de werkelijkheid. Zoals Paul Ricoeur terecht opmerkt bestaan er meerdere gestalten van de hermeneutiek naast elkaar en mogen we de ene niet tegen de andere uitspelen vanuit de gedachte dat een hermeneutiek de beste papieren heeft om de werkelijkheid te kennen. Alleen al onze lichamelijke gekleurdheid van onze beleving van de werkelijkheid geeft te denken en tekent ons menselijk perspectief. We kunnen ons niet verplaatsen in een plant of dier, een steen of een ander object om vanuit dit perspectief de omringende werkelijkheid te ervaren: het milieu, de context, de beleving van de seizoenen en de tijd als dat al mogelijk is. Het getuigt dan ook van hybris onze ervaring van de werkelijkheid te verabsoluteren terwijl we wezens zijn op doortocht. Misschien is ons leven wel een overgangsfase, een doortocht, met begin en eindpunt, binnen het kader van een groter geheel. Een kosmische reis. De hechting aan het lichaam door de ziel die beschreven wordt als een proces van wedergeboorte in het chassidisme en hindoeïsme heeft oude papieren en als beeld heeft ze een zekere aantrekkingskracht. Maar hoe het ook zij, welke symboliek er ook gekozen wordt om meer licht te werpen op onze menselijke existentie, garanties hebben we eigenlijk niet in handen en ook de keuze voor een hermeneutiek gebaseerd op een objectief  controleerbare wetenschappelijke lezing van de werkelijkheid brengt ons niet echt verder. Opgesloten als we zitten in een voortdurende "semiosis" kunnen we niet buiten dit proces treden en vormt de taal en de betekenisgeving de structuur waaruit we niet kunnen ontsnappen. Misschien vormen daarom taal en betekenisgeving wel de gevangenisdeuren en muren van onze betoverde - onttoverde wereld. In beide fasen van betovering en onttovering is de taal hetzelfde gebleven. De bevrijding hoe dan ook ervaren kan zich niet losmaken van de taal. Taal en mens zijn met onzichtbare ketens verbonden en zoals Nietschze als wist, zijn dat de stevigste banden.

Dit beseffend zou het wel eens zo kunnen zijn dat theologen de nieuwe tovenaars van de toekomst kunnen worden: verhalen en beelden tot spreken brengen, symbolen inzetten om tot een nieuwe (aloude) ervaring van de werkelijkheid te komen, een ervaring van eenheid en verbondenheid, van aandacht voor het kleine en individuele, dwars tegen alle zakelijkheid en nuchterheid in, tegen alle overheersing van het monocausale economische denken dat alles tot nut en geld reduceert. Echt onttoverd is de wereld als de reductie volledig is geworden. Maar ook dat zal schijn blijken te zijn, een hersenspinsel, een fata morgana. De sluier, Maya, zoals de hindoeïsten zo mooi omschrijven, is ook hier niet echt weggenomen. Het symbool geeft te denken, omdat het geeft wat niet in het denken meer gedacht kan worden, hoogstens nog beleefd (waarschijnlijk), in het leven dat het waard is om geleefd te worden.


Niets

 

"Ik ben niets,

ik zal nooit iets zijn.

Ik kan ook niets willen zijn.

Afgezien daarvan, draag ik in mij alle dromen van de wereld."

Deze woorden van Alvaro de Campos (een pseudoniem van de Portugese dichter Fernando Pessoa) doen mij denken aan het kerstverhaal. Dichters zijn vaak als geen ander in staat om tegenstellingen bij elkaar te verwoorden. Met schijnbaar vanzelfsprekend gemak schrijven zij over de grote dingen in het leven en als lezer wordt je soms meegesleept in hun prachtige beeldspraak. Mij overkomt dat vaker dat ik lezend in een dichtbundel ontdek hoe de woorden voor mij een eigen leven gaan leiden en dat ik houvast kan vinden in de beelden die de dichter ontwerpt. Misschien zult u zeggen 'hoe kunnen beelden nou houvast geven' of 'hoe zijn beelden nou in staat om je de weg te wijzen in dit leven?' Deze twijfel is begrijpelijk, we worden dagelijks overspoeld met beelden en gewaarwordingen. En vaak kunnen we er geen touw aan vast knopen en vallen er weinig levenslessen te trekken uit die stroom van beelden. De dingen van de dag vallen eerder over je heen dan dat je er bewust bij stil staat. En dat is nou ook precies het verschil met po‰zie. Als je een gedicht leest doe je dat meestal met aandacht, geconcentreerd en in stilte. Je probeert te begrijpen en te voelen wat de schrijver bedoelt, daarin probeer je mee te gaan, daarin kun je worden opgenomen, daarin kunnen ook je eigen ervaringen een plaats krijgen. En

als er dan zoiets als herkenning is, dan is je inspanning en je moeite niet tevergeefs.

 

In de beginregel van het gedicht de 'Tabakswinkel' die boven staat afgedrukt be

schrijft de dichter twee uitersten: een mens nietig, sterfelijk ‚n toch een vat vol dromen. Of in deze kersttijd: 'het kindje in de kribbe, een k  lein volslagen afhankelijk mensje, aan de borst van de moeder, en zo vol belofte, blijkt een verlosser voor velen, een mens die dromen kan laten uitkomen omdat hij zelf zo vol is van dromen.'

De 'uitkomst van die droom' beschrijft de evangelist Lucas in zijn Blijde Boodschap: 'als het toch eens waar mocht worden...eindelijk vrede, géén oorlog meer, geen lijden en geen geweld, geen ziekte en geen dood...'

Met de komst van de 'ver-losser', de mens die ons vrij-maakt, die de banden 'lost' waarmee wij gebonden zijn aan het leven en het lijden, komt er hoop in de harten van de mensen. En het mooiste is, die verlosser komt in alle zwakheid, in de meest menselijke gedaante, als kleine mens ter wereld; een kind geboren uit een v rouw . Daarin lijkt hij op ons. Daarin kunnen wij ons met hem vereenzelvigen, en kunnen wij, wat nog belangrijker is, zijn droom voortzetten.

Want wij zijn ons bewust dat die droom van Jezus nog niet helemaal is uitgedroomd, de wereld is nog geen aards paradijs, er wordt door velen nog veel teveel geleden.  Maar durven wij ons wel over te geven aan die grote droom van vrede, die droom die een einde wil aan alle menselijke geweld? Met al onze onmacht en ons besef van sterfelijkheid? 

Opnieuw wil ik bij een dichter te rade gaan. Juan Ram¢n Jimënez, een Spaanse

dichter schrijft over de dood die elk van ons wacht, de volgende melancholieke

woorden:

 

"De allerlaatste reis.

 

En ik zal gaan.

En de vogels zullen blijven en zingen;

en blijven zal mijn tuin, met zijn groene boom

en zijn witte bron.

 

Elke avond zal de hemel blauw en vredig zijn.

en luiden zullen, net als vanavond,

de klokken van de kerktoren.

 

Sterven zullen zij die van mij hielden;

en het dorp wordt elk jaar weer nieuw;

en in elke hoek van mijn tuin met witte bloesems

zal mijn geest dronken van heimwee ronddwalen...

 

En ik zal gaan; en ik zal alleen zijn, zonder thuis,

zonder groene boom, zonder witte bron,

zonder blauwe en vredige hemel...

en de vogels zullen blijven en zingen."

 

Dit gedicht heeft iets heel weemoedigs. Misschien wel door het besef dat het allemaal door zal gaan, ook als je er zelf niet meer bent. Alles waar je in je leven met volle teugen van hebt genoten is er ook na je dood, maar je hebt er zelf geen deel meer aan. Dat doet pijn, dat beeld kan verdriet bij je losmaken, heimwee, verlangen.

Maar toch is dat slechts ‚‚n kant van de zaak. Er is nog een ander gedicht van hem, een gedicht waar het onderscheid tussen leven en sterven langzaam vervaagt. En hoe vaker ik dit gedicht lees, hoe meer ik moet denken aan het lot van Jezus, en aan de beschrijvingen van mystieke ervaringen van onze grote mystici.

 

"Mijn hart is nu zo zuiver, dat het om het even is, of het sterft of zingt.

Het kan het boek van het leven vullen of het boek van de dood.

Beiden zijn onbeschreven voor mijn hart, dat denkt en droomt.

 

Evenveel eeuwigheid zal het in beiden vinden.

 

Hart, het is om het even: sterf of zing."

 

'Sterf of zing' - het lijkt bijna een bevel, aan ons, de levenden. Het kindje in de houten kribbe zal eindigen aan de houten balken van het kruis. Leven en dood zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Ook voor ons. En misschien beseffen wij  het niet altijd, 'maar elke nieuwe geboorte maakt een sterven pas mogelijk en elk sterven is een nieuwe geboorte'. Zoals een mens ongevraagd en buiten zijn wil geboren wordt in dit leven,  zo wordt dit leven ook weer van ons afgenomen, en worden wij opnieuw geboren in een 'bestaan' na de dood: een nieuwe geboorte.

Deze droom heeft Jezus met zijn leven en sterven zichtbaar gemaakt. Het is een droom die verder reikt dan ons leven en ook verder dan onze dood. En als ik dan boven vraag of wij ons nog durven over te geven aan die grote droom van vrede, dan moet de nadruk liggen op het woordje 'overgeven', of zo u wilt op het werkwoord 'toe-vert rouw en'. Want dat is geloven, dat is een hemel vol van engelen die zingen "Eer aan God in den Hoge - Gloria in excelcis Deo" - al het andere komt daarna; dat zal ook blijken in het leven van Jezus zelf.

 


'WETEN DAT MIJN VREUGDE ECHTE VREUGDE IS,

EN MIJN VERDRIET ECHT VERDRIET. DAT IS WERKELIJK GELUK'.

(citaat uit een film van Ingmar Bergman: Scènes uit een huwelijksleven)

"Jouw hele jij is in jou, ook al ga je weg van jou..." schreef de Spaanse dichter Juan Ramón Jiménez. Wij mensen zijn geen meester over leven en dood. Dat zouden we misschien wel willen, maar ons leven heeft een grens: de grens van onze dood. Wij gaan weg van onszelf, wij verlaten ons lichaam als we sterven. Ons lichaam blijft achter hier op deze aarde. Het kan niet door de deur van de dood.

Dat is niet te begrijpen met ons verstand. We kunnen ons tijdens ons leven al nauwelijks losmaken van ons lichaam - zo zijn we verbonden: "Mijn hele ik is in mij...ik zou niet anders kunnen (existeren)". Lichaam en ziel(geest) zijn ongescheiden en zo met elkaar verweven dat er geen existentieel onderscheid mogelijk is.

Wij wonen in het huis van de taal. Dat wil zeggen dat wij met woorden datgene proberen te beschrijven waar we over nadenken en wat we in dit leven ervaren. Met de taal proberen we een zin hieraan te geven, proberen we al pratende en denkende, zo dicht mogelijk bij ons gevoel, woorden te vinden die ons de weg wijzen in dit doolhof van beelden en gedachten.

En als het ons lukt met woorden een stukje houvast te vinden, een stukje vaste grond waarop we kunnen staan, dat wil zeggen, betekenis geven aan ons leven en aan de dingen die ons overkomen, dan houden we hoop, zien we perspectief, dan is niet alles (hopeloos) verloren voor ons gevoel.

Edmond Jabès, een Franse schrijver en filosoof heeft eens geschreven: "Wat je ook doet, je hoopt jezelf te redden. Maar jezelf verlies je." Ik vermoed dat er veel waarheid in deze uitspraak schuilt. Tijdens ons leven zwoegen we, trachten we zoveel mogelijk te bereiken waardoor we kunnen (blijven) (voort)leven: onze wetenschappelijke prestaties, onze literaire producties, onze dagelijkse inzet, onze naam, en ook onze liefde. Want ook liefde schenken, hoe vreemd dat ook klinkt, is een manier van voortleven. De bijbel is hiervoor meer dan eens onze getuige.

Maar wat je ook doet, jezelf redden kun je niet. De dood doet je onherroepelijk beseffen dat je aan het kortste eind zult trekken, dat je de strijd nooit, nooit kunt winnen. Maar hoe groot is je verlies?

Omdat we niet over de grens van de dood heen kunnen kijken, omdat we niet tijdens ons leven al achter de deur van de dood kunnen spieden, weten we niet wat er zijn zal ná die dood. Hoe we zijn, wat we zijn, als we onszelf hebben verloren, als we ons lichaam hebben achtergelaten en misschien daarmee ook elk gevoel van identiteit, van ik-zijn (voelen) en ik-zeggen.

In een gebonden schrift dat ik steeds bij de hand heb om gedachten en ervaringen in te schrijven heb ik op de eerste pagina als motto gezet: "Alles blijft steeds een beginnen" (E.Jabès). Misschien is dát wel hét kenmerk van het leven: steeds maar weer beginnen ... zonder ophouden, steeds op andere wegen, op nieuwe manieren...ook in mij, ook als ik er niet meer ben.

Juan Ramón Jiménez schreef hierover een prachtig gedicht: 

"De allerlaatste reis.

 

En ik zal gaan.

En de vogels zullen blijven en zingen;

en blijven zal mijn tuin, met zijn groene boom

en zijn witte bron.

 

Elke avond zal de hemel blauw en vredig zijn.

en luiden zullen, net als vanavond,

de klokken van de kerktoren.

 

Sterven zullen zij die van mij hielden;

en het dorp wordt elk jaar weer nieuw;

en in elke hoek van mijn tuin met witte bloesems

zal mijn geest dronken van heimwee ronddwalen...

 

En ik zal gaan; en ik zal alleen zijn, zonder thuis,

zonder groene boom, zonder witte bron,

zonder blauwe en vredige hemel...

en de vogels zullen blijven en zingen."

 

Misschien is het daarom ook wel dat de liederen van Jaques Brel mij zo aanspreken omdat hij alle kracht put uit het hier en nu: uit het genieten van het heden, van dit moment, van dit ogenblik. Met tranen tussen zijn tanden bezingt hij liefde en geluk, vreugde en verdriet.

En wat hebben wij anders in handen dan op dit ogenblik voelen, weten dat mijn vreugde echte vreugde is, en mijn verdriet echt verdriet. Dat is niet alleen bewustzijn dat je leeft, dat je er bent, met je hele hebben en houden, het is ook proeven van het geluk: mens zijn die bestemd is om te leven, te doorleven, te ervaren wat het leven voor hem in petto heeft. Hoe zwaar het ook soms is, ook het verdriet en het lijden hebben hun waarde, hun werkelijkheid die mij momenten van geluk kunnen doen beseffen. De dichter Jiménez schrijft: 

"Laat geen dag verstrijken zonder hem een groot of klein geheim te ontfutselen.

Je leven zij waakzaam, elke dag een ontdekking.

Voor elke kruimel hard brood, die God jou geeft, geef jij hem de zuiverste edelsteen van je ziel."

"Eeuwigheid in een ogenblik" schreef de filosoof Franz Rosenzweig, dat wil zeggen in de blik van je ogen, op dit moment, exact hier en nu, openbaart zich de eeuwigheid, een heden dat zich ervan bewust is, meer dan een heden te zijn. Geluk is niet een kwestie van gisteren of morgen. Het is een beleven van het nu: je hoogtepunten en je dieptepunten. Jiménez schrijft:

 

"Mijn hart is nu zo zuiver,

dat het om het even is, of het sterft

of zingt.

 

Het kan het boek van het leven vullen of het boek van de dood.

Beiden zijn onbeschreven voor mijn hart, dat denkt en droomt.

 

Evenveel eeuwigheid zal het in beiden vinden.

Hart, het is om het even: sterf of zing."

 

Wat valt er dan nog te wensen, wat te verlangen, wat te verwachten van het leven: je bent het zelf die leeft, je bent het zelf waarin het leven zich manifesteert als kracht van God, als mogelijkheid om het geluk te ervaren, te doorleven. En zolang het leven je schenkt waar je vol van bent, zolang de dood niet definitief aan je deur klopt met zijn diepe stilte, stroomt er licht in jou, straal je licht uit, warmte, liefde.

Daarom zing, zing van het leven, zing tegen alle wanhoop in, zing op de klippen van het lijden, zing op de branding van de nacht. zing, zing, zing, je lied zal onsterfelijk zijn, je woorden zullen nooit versterven. Zoals de golven zachtjes ruisen op het strand, zo zul je altijd weten: er is geen einde, er is géén definitieve nacht!

 


 

 

De wereld een ei vol betekenis

 

“De hemel blauw, blauw, blauw, waar mijn ogen in vervoering doorheen pijlen, breidt zich uit over zwaar beladen amandelbomen, tot de verste glorie. Het ganse veld trilt, doodstil en vurig.

Over de rivier sluimert een witte sluier van damp, windstil. In de richting van de bergen verheft zich een compacte rookwolk van een brand, ronde zwarte wolken.”

Uit: Juan Ramón Jiménez, Platero en ik; hst. XXXIV: Wandeling, A’dam 1951

Zó het landschap, zó de wereld, zó de kosmos. Een ei. Glorieus. Hemelsblauw, aardebruin, aardegroen en geel. Het licht maakt het mogelijk. Zonder het licht géén mystieke beleving. Zonder het licht géén bewustzijn, enkel ‘wohu ta-bohu!


Sé bien que soy tronco

del árbol de lo eterno.

Sé bien que las estrellas

con mi sangre alimento.

Que son pájaros míos

todos los claros sueňos…

Sé bien que, quando el hacha

de la muerte me tale,

se vendrá abajo el firmamento.

 

Juan Ramón Jiménez

 

Ik weet, dat ik stam van de

boom van de eeuwige ben.

Ik weet, dat ik de sterren

met mijn bloed voedt.

Alle heldere dromen

zijn mijn vogels…

Ik weet, velt mij de bijl

van de dood,

dan zal de hemelkoepel instorten.

 

Juan Ramón Jiménez


Wij zijn verbonden, wortelen in het aardse, hoofden in de hemel. Wachtend op de dag, het inzicht, weten. Vóórgoed. Is dat dé kennis van God, kennismaking? Lot en kans, weg en doel? De wereld een ei, en wandelend over de aarde komen wij uit waar we begonnen: Ourobouros. Zin die wortelt in zin, betekenis die zich openbaart in de scheur van de betekenis, de afgrond van het voorafgaande. Een eindeloos proces.

Zijn wij mensen natuurgegevens, onderworpen aan de wetten van de natuur zoals eb en vloed, zoals zomer en winter, warmte en koude? Maar waar komt dan ons bewustzijn vandaan en onze niet te doven drang naar vrijheid en geluk? Wat is de reden van ons bestaan en de zin van onze geestelijke exercities, onze dwaalwegen en zoektochten. Een leven vol speuren naar sporen. Voetsporen in het zand van een woestijn die steeds verandert door de wind.

 

Yo no soy yo.

Soy este

que va a mi lado sin yo verlo;

que, a veces, olvido.

El que calla, sereno, cuando hablo,

el que perdona, dulce, cuando odio,

el que pasea por donde no estoy,

el que qudará en pié cuando yo muera.

 

Juan Ramón Jiménez

 

Ik ben niet ik.

Ik ben hij,

die aan mijn zijde gaat, zonder dat ik hem zie,

die ik vaak bezoek,

en die ik vaak vergeet.

Hij, die rustig zwijgt, als ik spreek,

die zachtmoedig vergeeft, als ik haat,

die rondzwerft, waar ik niet ben,

die recht op zal blijven staan, als ik sterf.

Juan Ramón Jiménez

 

Wie ben ik, waar kom ik vandaan, waar ga ik naartoe? Oude vragen, oude antwoorden. Is er een sprong, kunnen wij over de afgrond van het niets heen, zodat wij in het rijk van de antwoorden vallen? Of daagt aan gene zijde van de kosmos geen afgrond, geen rijk van antwoorden, geen hemel vol vervulling? Is de betekenis van het leven en het leven dat geleid wordt, volbracht, voldaan of onvoldaan? Nemen zoals het komt, leven zoals het is, weten dat er niet meer, niet minder is: de wereld een ei en wij de bewoners?

 

Wat is mystiek? Wat is mystiek weten en kennen in dit aardse lichaam, lichaam van anderen, voor anderen, telkens weer? De aarde doorgronden is de hemel kennen, de hemel bezoeken is de aarde begrijpen. In welke naam spreken, in welke naam zijn, in welke naam geloven? Namen als rotsen, namen als een rivier, namen als een onvergankelijke werkelijkheid. De Naam. Gezegend.

De betekenis is een rivier, telkens anders. Soms vol stenen, een uitweg zoekend over de oevers heen, soms een stormrivier, soms een droge bedding. Wij zijn het blaadje in de wind en de steen op de bodem, wij zijn de vis en de plant langs de oever, wij zijn de boom met wortels in water en de kruin in de wolken. Wij zijn mensen, wandelaars, doortocht zoekend, ingang vindend.

 

Waar ik ga: jij

 

Waar ik ga ‑ jij!

Waar ik sta ‑ jij!

Alleen jij, weer jij, altijd jij!

Jij, jij, jij!

Gaat het mij goed ‑ jij!

Als het mij pijn doet ‑ jij!

Alleen jij, weer jij, altijd jij!

Jij, jij, jij!

Hemel ‑ jij, aarde ‑ jij,

boven ‑ jij, beneden ‑ jij,

waarheen ik mij wend, aan elk einde,

Alleen jij, weer jij, altijd jij!

Jij, jij, jij!

 

Levi Jizchak van Berditschew

 

Zo mag het zijn! Op zoek naar mystieke waarheid, God, de wereld, mezelf. De wereld is een ei, wie wordt eruit geboren: de mens!

 

woensdag 22 november 2000

John Hacking

 

 


 
                 

 

      de Rijn - collage 30 x 40 cm

    voor meer en ander werk zie http://landscape.mystiek.net

canandanann - 20-02-2006 18:05:06