De aarde is
mooi, en er valt goed
te leven in het
dal van de hoop.
Gebeden worden
verhoord. God woont
vlakbij achter
de heg.
De krant bevat
niet één regel over
de bouw van de
toren. Het mes
vindt de
moordenaar niet.
Hij lacht met
Abel.
Het gras is
onverwelkbaarder
groen dan de
laurier. In de
loop van de
raketten
nestelen de
duiven.
Niet als een
gek zoemt de vlieg
tegen het
dodelijk raam. Alle
wegen zijn
toegankelijk. In de atlas
ontbreken de
grenzen.
Het woord is
verstaanbaar. Wie
ja zegt,
bedoelt ja, en
ik houd van
betekent: nu en
voor
eeuwig.
De toorn brandt
langzaam. De
hand van de
armen is nooit zonder
brood.
Projectielen worden in de
vlucht
gestopt.
De engel staat
's avonds aan de poort,
Hij heeft
gebruikelijke namen en
zegt, wanneer
ik sterf:
Sta op.
Rudolf Otto Wiemer
Blijf mooi
maar blijf niet
te lang diep onder de grond.
Verander niet
in een mol
of een worm
of een wortel
of een
steen.
Kom naar buiten
in het zonlicht.
Haal adem in de
bomen.
Sla de bergen
neer.
Verkeer met de
slangen
en wees de held
van de vogels.
Vergeet niet
met opgeheven hoofd te lopen
en
knipoog.
Denk.
Wandel overal
rond.
Zwem
stroomopwaarts.
Vergeet niet te
vliegen.
Al Young
Jij bent de
aarde, waar ik op rust,
zacht, week
teder, maar ook hard genoeg,
opdat je armen
en je benen
de
liefdeskracht hebben om mij te omarmen.
Je bent ook de
steen, waaraan ik mij vaak kwets;
ik haal mij
open aan je kanten,
maar je vacht
van mos verkwikt de wonden,
die het
samenleven met jou mij toebrengt.
En schaduw van
bomen, en bloemen en vruchten,
die zich
overgeven aan mijn gebaren en mijn smaak.
En
kristalhelder murmulend water,
dat alleen
tegen mij fluistert over liefde in de wereld.
Jij bent de
aarde, waar ik op rust. Geen landschap,
noch teelaarde,
noch bossen en bergen
geroofde
nymfen. Menselijke aarde,
waar ik
helemaal en voor altijd op uitrust.
Jorge de Sena
heel langzaam
worden woorden woorden,
worden woorden
zinnen, worden woorden,
worden woorden
verhalen, heel langzaam.
aan het vuur in
de nacht,
in het hoofd,
in het hart, in de handen,
in de ogen
worden woorden verhalen.
stamelend
proberen, zoekend,
druppels worden
waterstromen,
waterstromen
meren, meren zeeën.
heel langzaam
worden woorden
worden woorden
verhalen, heel langzaam
verzamelen
woorden gedachten, ideeën,
worden zichzelf
en breken open:
duizend dingen
worden herkend
en geen mens
brengt ze eindelijk thuis
ze leven
zwervend onder
ons als vrienden en
bekenden
als tekens van
zeker weten,
als tekens van
hoop.
J. den Ouden
die in je
spreek,
geen
schriftwoord van omhoog
jou aangezegd,
maar jouw
bestaan dat vraagt,
ootmoedig
vraagt:
wil je mij
nemen zó
zoals ik ben?
Geloof je echt
in mij?
Aanvaard je
mij?
Ik ben zoals ik
ben
en anders
niet.
Ooit werd ik
jou
en hem en haar,
werden we wij,
werden we zij
en zij weer
wij.
Mag dat van
jou?
Mag ik er zijn
zoals ik
ben?
Bestaan ben ik,
gedeeld
bestaan,
meer dan 'n
gij,
meer dan 'n
god.
Ik ben jouw
grond.
Ik ben jouw
zin.
Jij bent mijn
zin.
Gedoog je mij?
B.Huijbers
Die bevrijd op
uittocht gingen
maar gedoemd
tot hongersnood,
godvergeten
stervelingen,
zijn gevoed met
hemelbrood -
zouden wij niet
kunnen zingen
dat wij leven
van jouw brood?
Meer dan brood
nog zijn de woorden
die jij in ons
hebt geprent:
dat wij levend
zullen worden
van de liefde
die jij bent.
Al jouw woorden
die wij hoorden
bieden uitzicht
ongekend.
Jij ons brood,
wij mogen weten
dat wij levend
zullen zijn
als wij van jou
willen eten
en jou drinken,
brood en wijn.
Jij zult ons
geen uur vergeten
en de dood
krijgt ons niet klein.
Lieve deler,
lieve gever,
maak ons vrij
van alle pijn.
Laat ons jou
zien, is het even,
leven is meer
dan de schijn.
Wees het brood
dat ons doet leven,
laat ons hier
jouw lichaam zijn.
Het is een
klein teken maar,
een beetje
onbeholpen:
we breken wat
brood,
een hapje voor
iedere mond,
terwijl wij het
zelf niet kunnen:
brood zijn voor
deze aarde,
voor alle
mensen wereldwijd
die honger
lijden
naar vrede en
gerechtigheid.
Het kleine
teken van
Jezus van
Nazareth
die het wel
gedurfd heeft
en zelf brood
geworden is
voor mensen
allerwegen:
een gebroken
leven dat
sterker was dan
de dood.
In de schaduw
van zijn
verhaal
willen we
nadoen
wat Hij heeft
gedaan:
brood delen
op zoek naar
zijn weg
want zo worden
wij
het lichaam van
Jezus.
Enkel vragend
weert de waarheid zich
Enkel vragend
weert de waarheid zich,
klagend roert
zich het verzet.
Voorbij de
einder van het heden ligt haar oorsprong.
Draagt zij
vrucht in onze tijd?
Waar vindt de
waarheid vaste grond?
Waar is
gerechtigheid gevestigd?
Blijft ons hart
de mensen trouw?
Hoe kan het
kwaad toch steeds opnieuw beginnen,
dat addergif
zich straffeloos verspreiden?
Enkel biddend
leeft de waarheid nog,
voorbij de
einder van het kwaad reikhalst zij
om vrucht te
dragen in deze tijd.
Breek de tanden
van het kwaad,
stop de
vraatzucht van het onrecht,
laat geweld
ineenkrimpen tot niets,
dat hun pijl de
terugweg vindt,
verstik het
strovuur van hun macht,
laat deze
misgeboorte gaan.
Enkel schouwend
wordt de afbraak van het kwaad
bewaard,
voorbij de einder van de tijd
wortelt het
verzet, een boom, haar vrucht
groeit in het
heden.
Hoe ver zal ik
met je meegaan?
Langs welke
wegen zal het leven ons leiden:
tot waar wij
weten
dat de liefde
geduldig is en herbergzaam?
Welke dalen
moeten wij nog doorkruisen
om te kunnen
zeggen dat het goed was
wat wij hier,
met de stem van ons hart,
zeggen vandaag?
Maar het is
goed, jouw hart weet het en het mijne ook.
Het is goed
dat wij - wat
er ook gebeuren mag -
tot elkaar
geroepen zijn om samen op weg te gaan,
toevertrouwd
aan elkaars genade.
Zo ver als het
leven reiken zal,
zul je hopen
dat ik bij je thuis zal zijn
en, gehavend
misschien,
bij jou rust
zal vinden.
Nog is de
horizon ver,
maar in jouw
ogen is de toekomst al begonnen,
waarin - op
goede en kwade dagen -
ik worden mag
die jij hoopt dat ik worden zal.
Blijft dat
hopen, met liefde die geduldig is.
De wonderen
zijn de wereld
nog niet uit.
Dat ik jou
tegenkwam
met in jouw
ogen die blik
die vraag en
ja-woorden van vrede spreken,
en die ik nooit
vergeten zal.
Ogen die
spraken en zwegen.
En even stond
de wereld stil
toen jouw ziel
de mijne raakte
en de mijne aan
je vroeg
met mij op weg
te gaan.
En wat ons
dreef,
zal ons ook
morgen drijven.
Wonderen gaan
met ons vervullen met goede moed
als we elkaar
in de ogen blijven zien
als toen en
vandaag en alle dagen
En wat groter
is dan ons hart,
zal jou en mij
tot zegen zijn:
onze levens met
elkaar verbonden zijn,
en liefde aan
liefde toevertrouwd.
Want de
wonderen
zijn de wereld
nog niet uit:
het gras groeit
en in de bomen
zingt de wind
het lied van
zijn verlangen.
En mensen zijn
onze weg door het leven.
Met dromen die
hen gaande houden
tot ver voorbij
de horizon.
Ga met me mee
als de vogels
hun nesten bouwen,
als het
voorjaar uitbot en bloeit
en aan de
wereld verhalen vertelt
over wat komen
gaat
en nog nooit
werd gezien.
Ga met me mee
als de zomer
boven de velden koepelt
en het koren
rijpt goudgeel,
als de straten
warm zijn tot in de avond
en de mensen
dankbaar om zo veel zon en zegen.
Ga met me mee
als de wind in
de bomen klimt,
als hij wolken
aanjaagt van verre
en als de dagen
gebukt naar de avond gaan.
Schuil dan bij
me
en luister naar
wat de hemel
in de bomen
zingt
voor jou en mij
misschien
een lied van
verlangen.
Ga met me mee
als de wereld
stil wordt,
als de bomen
verstard tegen de hemel staan
en in de stilte
dromen van morgen,
van mensen die
als jij en ik
verwonderd door
de wereld gaan.
Ga met me
mee,
want de wereld
is te groot voor een
en mensen
worden gegeven aan mensen.
'Wie in de
liefde leeft,
blijft in het
licht',
staat er
geschreven.
'Gij zijt het
licht de wereld',
evangeliewoord,
gesproken tot
.... en....,
en tot allen
die in het spoor vandaag en voor altijd
de weg van
vrede willen gaan.
Daarvan moge
deze handvol vuur
een
hartverwarmend teken zijn.
'Wie
liefheeft,
blijft in het
licht'.
is blind
geboren worden
tussen dromen
en sprookjes,
zoekend naar
vrijheid
in een
raadselachtig bestaan.
Kind zijn
is leven met
een lach en een traan
in een veel te
nauwe ruimte,
groeiend in
hels lawaai
van motor en
ander vreemd signaal.
Kind zijn
is spelen in de
zon
zoekend naar
een stukje groen,
waar je nog
rustig
een spelletje
met de bal kunt doen.
Kind zijn
is groeien in
het licht van de zomer
om naar je
eigen echo te kunnen luisteren;
tot je
moegeteld aan uren en tijd
jezelf niet
meer herkent in de spiegel
der
volwassenheid.
Jos Vandromme
Hoor. Maar ik
kan niet horen.
Mijn oren
dichtgestopt.
Mijn adem
opgekropt.
Mijn hart van
leegte zwaar.
Ik ben nog niet
geboren.
Ik ben niet.
Niet waar.
Hoor, Maar ik
wil niet horen.
Zou ik uw woord
verstaan,
ik moest uw
wegen gaan,
U volgen hier
en nu.
Ik durf niet
zijn geboren
en leven toe
naar U.
Hoor, roept Gij
in mijn oren
en jaagt mijn
angst uiteen.
O stem door
merg en been
verwek mij uit
het graf,
uw mens opnieuw
geboren -
o
toekomst,
laat niet af.
in handen ben
ik
met gevoel om
te strelen
in handen ben
ik:
troost is mijn
naam
achter ogen
kijk ik
in harten van
mensen
achter ogen
kijk ik:
troost is mijn
naam
door oren hoor
ik
het verdriet en
de vragen
door oren hoor
ik:
troost is mijn
naam.
van mensen leef
ik:
hun verstaan en
begrippen;
van mensen leef
ik:
Troost is mijn
naam.
Annelou Koens
Je
Toevertrouwen
aan een
ander
als je
kwetsbaar
bent.
Je
toevertrouwen
aan een
ander
zonder je
uitgeleverd
te voelen,
zonder je
slechts
overgeleverde
te weten.
Je eigen
gezicht,
je eigen
waarde
omhoog
houden.
Je
toevertrouwen
als je zelf
niet meer kunt,
zonder
gezichtsverlies.
Dat vraagt om
mensen die
zichzelf
en elkaar
hoogachten.
Marinus van den Berg
Komt,
verwondert u hier, mensen
Komt,
verwondert u hier, mensen
ziet, hoe dat u
God bemint,
ziet vervuld
der zielen wensen,
ziet dit
nieuwgeboren kind!
Ziet, die 't
woord is, zonder spreken,
ziet, die 't
woord is, zonder pracht,
ziet, die 't al
is, in gebreken,
ziet,
die 't licht is, in de nacht,
ziet, die 't
goed is, dat zo zoet is,
wordt
verstoten, wordt veracht.
Ziet, hoe men
met Hem handelt,
hoe men Hem in
doeken bindt,
die met zijne
godheid wandelt
op de vleugels
van de wind.
Ziet, hoe ligt
Hij hier in lijden
zonder teken
van verstand,
die de hemel
moet verblijden,
die de kroon
der wijsheid spant.
Ziet, hoe tere
is de Here,
die 't al
draagt in zijne hand.
O Heer Jesu,
God en mensen,
die aanvaard
hebt deze staat,
geef mij wat ik
door U wensen,
geef mij door
uw kindsheid raad.
Sterk mij door
uw tere handen,
maak mij door
uw kleinheid groot,
maak mij vrij
door uwe banden,
maak mij vrij
door uwe nood,
maak mij blijde
door uw lijden,
maak mij levend
door uw dood!
Al wat een mens
geluk kan geven
draag je van
binnen met je mee:
zoek het niet
hoog of over zee'
het staat al in
je hart geschreven.
Een stem is
het, ons doorgegeven,
die
zegt: Ik
zal er zijn voor u.
Laat je
gezeggen, hier en nu,
en kies de ware
weg ten leven.
Wie antwoord
aan de stem durft geven,
weet zich
geboren en bemind,
ontvangt de
vrijheid van een kind
en wordt van
anderen een zegen!
Naar Deut. 30,
11-16
is tot je
laatste uur
te leven hoe
dan ook
't Verleden
werd geen rook:
in boeken
brandt zijn vuur
en blijft nu in
de schuur
schijnbaar geen
brandstof over,
geloof nog in
de tover
van het
gevorderd uur.
De nacht heeft
ook zijn zonnen,
zijn
brailleschrift, het vuur
der eindeloze
bronnen.
Het grote
avontuur
is wachten op
elk komen,
geloven dat
jeugddromen
oneindig zijn
van duur.
Johan
Daisne
soms haat ik je
om wat je me
aandoet:
dorsten laat je
me,
omdat ik je
even heb geproefd.
rusteloos jaag
ik je achterna,
je bent steeds
verder, achter de horizon.
een glimp vang
ik van je op -
dan ben je weer
weg.
je drijft me
voort
op een weg die
ik niet wil
en toch kan ik
niet anders
dan proberen
jouw weg te volgen,
gehoor geven
aan jouw woorden.
je hebt me
aangeraakt
en ik kan je
niet meer wegdenken
uit mijn leven.
soms denk ik
alleen maar:
jij
Wil kamminga
Ik zocht jou in
de sterren
Toen ik hen als
kind ondervroeg.
Ik heb jou aan
de bergen gevraagd,
Maar ze gaven
mij slechts af en toe
Eenzaamheid en
rust van korte duur.
Omdat jij er
niet was, in de lange avonden
Bedacht ik de
dwaze lastering
Dat de wereld
een vergissing van God was,
Ik een
vergissing van de wereld.
En toen ik, in
het aangezicht van de dood,
Neen heb
geschreeuwd uit al mijn vezels,
Dat ik nog niet
klaar was,
Dat ik nog te
veel moest doen,
Was dat omdat
jij me voor ogen stond,
Jij met mij
naast je, zoals vandaag gebeurt,
Een man een
vrouw onder de zon.
Ik ben
teruggekomen omdat jij er was.
Primo Levi
Het leven
begint en het heeft al een doel:
je moet naar
een ander met al je gevoel.
Je moet naar
een ander met al wat je bent
en lukt het je
niet, je voelt je miskent.
En lukt het je
niet, je slijt aan elkaar:
je wordt
slechts met lijden de liefde gewaar.
Je wordt
slechts met lijden in liefde heel groot
en dan is daar
plots het uur van de dood.
En dan is daar
plots het uur van de pijn,
jouw leven
verliest, en toch is dat schijn.
Jouw leven
verliest met de dood niet zijn zin:
wij dansen met
jou het hemelhuis in.
Soms denk ik,
God
roep toch niet
langer,
kijk me niet
steeds
zo indringend
aan -
soms denk ik,
God
hou niet zo aan
blijf niet
bezig
laat me met
rust -
soms denk ik,
God
waarom altijd
zo met me
doende,
waarom maak je
zo'n leven in
mij?
Zijt Gij de
stem
die in mij
roept,
zijt Gij in het
hart
dat in mij
klopt,
zijt Gij de
adem
waarvan ik
leef;
uw geest mijn
ziel?
Zijt Gij mij,
mijn diepste
wezen
hele leven?
Vanmorgen zag
ik haar weer lopen
in haar
wiebel-waggelgang,
ze is één
van de liefste mensen die ik ken
en ik ken haar
nog niet eens zo lang.
Ze heeft een
misvormd gezichtje
haar ogen zijn
bol en dik,
maar altijd is
ze blij en vrolijk
en ze heeft
vaak de grootste schik.
Ze leeft
onbezorgd en tevreden,
dankbaar voor
elk lief gebaar.
Hoort zij
muziek, dan schitteren haar ogen,
en ze ziet
nooit gevaar.
Maar altijd
wordt ze nagekeken en overal herkend,
want als ze
haar zien lopen, in haar wiebel-waggelgang,
dan zeggen wij
met een spottend lachje
ach, ze is niet
helemaal 100 procent.
Christine Roos
is zingen voor
U,
een lied niet
groter
dan het hier en
nu:
al wat het
leven
mij zeggen wil
zeg ik aan U
al wat ik kan
is roepen tot
U,
een stem niet
groter
dan het hier en
nu:
al wat mijn
adem
aan woorden
vindt
zeg ik aan U
al wat ik kan
is uitzien naar
U,
een oog niet
groter
dan het hier en
nu:
al wat de
morgen
mij brengen zal
dank ik aan U
al wat ik kan
is zingen voor
U,
een mens niet
groter
dan het hier en
nu:
al wat er ooit
in mijn lied
weerklinkt
dank ik aan U
Henk Jongerius
Alles
ontgrenzende alles doordringende
ruimte,
vrijheid scheppende vrijheid.
onbegonnen
begin, hier nu
nieuw
beginnende.
Roekeloos denk
ik jou, haveloos roept mijn ver-
stand jou,
oorsprong van mijn geweten.
Ondoordringbare
nacht, niet hier,
woest en leeg
ben je.
Zwijgende
meegaande voetstappen, schaduw van
schouders, ogen
zoekende ogen.
Ongemaskerde
vriend, hoe hier
nu verschijn je
me.
Onopvallend, in
de hoek van het raam,
heeft een spin
vannacht een web gemaakt.
Talloze fijne
draden,
aanneen geweven
tot een geheel.
Fragiel,
sterk,
schitterend in
het licht.
Onopvallend, in
alle hoeken en gaten van de wereld,
hebben vrouwen
de afgelopen jaren een web gemaakt.
Talloze fijne
draden...
Showrilu in India,
huis aan huis
zoek je de armste vrouwen op.
Je wint hun
vertrouwen,
je brengt ze
bijeen,
vertelt ze over
hun rechten,
leert ze lezen
en schrijven.
Zo geef jij
vrouwen eigenwaarde.
Rosita in de
Filippijnen,
je trekt je het
lot van de bomen aan.
Met je
dorpsgenoten ben je in actie gekomen,
hebt petities
geschreven, gesprekken gevoerd,
ja zelfs een
vreedzame wegblokkade gehouden.
Ondanks
dreigend geweld hebben jullie voet bij stuk gehouden,
publiciteit
gekregen en zo bereikt,
dat een
houtkapverbod voor de hele provincie is ingesteld.
Zo behoedt jij
het leven.
Janneke in
Nederland,
Je bent een
oude stadswijk ingetrokken.
Vrouwen die
misbruikt, werkloos, radeloos zijn,
heb je uit hun
isolement gehaald.
Je organiseert
gespreksgroepen, acties en feesten,
brengt
verschillende culturen met elkaar in contact,
stille wanhoop
en vooroordelen worden doorbroken.
Zo maakt jij
vrouwen bondgenoten.
Zomaar drie
voorbeelden
va talloze fijne draden,
aaneengeweven
tot een geheel,
waarin vrouwen,
alle levende wezens,
worden
opgevangen
en verbonden
met elkaar.
Fragiel,
sterk,
schitterend in
het licht.
Lisette van der Wel
God kwam het
liefst als
oude Afrikaanse
vrouw.
Ze placht je te
ontvangen
op het erfje
van haar hut.
Daar rolde ze
een matje uit
onder de mkuyu,
de wilde vijgeboom.
Ze groette van
terzij, gezeten
op de grond,
haar dunne benen
zedig onder het
nietig lijf.
Vervolgens
klapte ze zachtjes
in haar dorre
handen: zuchtjes
wind die de
vogels in de boom
tot haar
getuigen riepen.
Dan zei
ze,"dag, vader!"
en vroeg, ogen
omlaag, naar
het welzijn van
haar gast.
Die zei dat het
hem goed ging
ofschoon hij
bij het zien van dit
Hoogstzuiver
Wezen
daar behoorlijk
aan
begon te
twijfelen.
Daarna vroeg
hij naar haar welzijn.
Ach, 't ging
wel; alleen die
verkoudheid,
die ging er
nooit meer uit.
Maar zo heeft
ieder mens wel
wat. Ze kwam
morgen vroeg
graag naar de mis.
Ten afscheid
gaf ze hem een ei.
Meer had ze
niet. Hij nam het aan.
Het woog als lood.
Mathieu Schoffeleers
Ik ben te vol
voor uw volledigheid
en te
diepzinnig voor uw aanraking.
Massief en
eeuwig ben ik,
geef mij tijd,
liefde alleen
kan maken dat ik zing.
Liefde kent
holten waar de tijd ontstaat
en tijd is
oppervlakte, huid en haar;
liefde, dat
rukt de volte uit elkaar, maakt grote
grotten waarin
God weerkaatst.
God van de
liefde, geef mij tijd, geef mij tijd.
De snelle
beweging van de dingen.
De stroom, de
adem der veranderingen waarin
gij als licht
op het water zijt.
Holte van de
herhaling wagenwijd. Iedere morgen nieuw liederen zingen.
Nu de grote
dingen verdwijnen worden
de kleine
groot: wat zonlicht op de gordijnen,
een appel, een
snee vers brood.
Met hoeveel
overbodigs maken we ons
leven stuk: er
is zo weinig nodig voor wat
eenvoudig
geluk.
Zó zou ik oud
willen wezen, klein bij de
grote dood: een
goed boek om te lezen, een
appel, een snee
vers brood.
Garmt Stuiveling
kan niemand
zeggen.
De dogma's
falen:
ijs geworden nu
een
stroomversnelling
leven
heviger doet
stromen.
De nieuwe
goden: winst,
prestatie, nut,
gezondheid
zijn niet
groter dan vandaag.
Met dat ik
ouder word
verdampen ze en
klinken hol.
Krampachtig wil
nieuw denken
mij tot
rust verleiden
als alles
wankelt,
menselijkheid
verdroogt,
vermorzeld wordt
door politiek,
bedachtzaamheid
of angst,
onzekerheid,
belangen,
machteloos
wachten en
intussen,
waarom leef ik?
Met Abraham
staar ik
omhoog,
herinner mij
de sterrenvolle
hemel
in het zuiden.
Toekomst
is al waarvoor
ik ben.
Die mij riep te
zijn
net als Hijzelf
of Zij:
belangeloos te
zijn
voor mensen,
zwijgend,
vragend niet;
te zijn
voor mensen.
-desnoods
maar nutteloos
- te zijn
voor mensen tot
wellicht
toch achter,
met mij, na
mijn leven,
leven aan
geboren mensen
wordt gegeven
toch niet
zonder mij, een bijna-god,
Theo Buysman
Een woord is o,
zo gauw gezegd,
maar denk: waar
komt dat woord terecht?
't Is als een
klein onooglijk zaad
dat stil
verborgen wegen gaat.
Een woord van
goedheid of venijn:
't maakt mensen
groot of... kraakt ze klein;
't kan zijn een
woord dat stil vergeeft
waardoor een
mens opnieuw weer leeft.
Soms is het
woord een goede raad
ofwel een
striem die mensen slaat...
per telefoon
een lieve groet
die eenzaamheid
verdwijnen doet.
Een woord kan
zijn als een gebed
dat nieuwe
wegen open zet;
een brug naar
God voor 't hart dat lijdt.
zo'n woord dat
overstijgt de tijd.
Hoe kostbaar is
de taal, het woord
de ene
spreekt... de ander hoort...
Heer, laat ons
luisteren en verstaan
en maakt ons
woord tot kostbaar graan.
Margaretha Pijpers
Trouw
Trouw ontkiemt
waar mensen
kiezen voor elkaar.
Trouw is een
woord
dat gegeven
blijft
een huis van
beschutting.
Trouw blijkt
in nabijheid en
ontferming.
Trouw biedt
blijvend
grond en
vergezicht,
houdt stand
in de hitte van
de dag
en sterft niet
wanneer het
winter wordt.
Trouw geeft
niet op,
trouw stelt
niet teleur,
trouw is
vasthoudend
en blijft
geloven.
Trouw voedt
zich met de waarheid,
leeft van
liefde
en geeft zich
als genade.
Trouw vraagt om
vertrouwen,
trouw wil duren
en wekt
toekomst.
Trouw maakt
groot
en deelt zich
uit als zegen.
Trouw leeft
van de lange
adem
van God zelf.
Sytse de Vries |
voor meer en ander werk zie http://landscape.mystiek.netcanandanann - 20-02-2006 18:03:56 |