Om zo te kunnen
zingen -
zo verheven, zo
verheffend,
zo rakend aan
de eeuwigheid
en ook niet
minder
zo
verscheurend, zo afgrondelijk,
zo peilloos
verlaten
moet je wel van
hoge
zeer hoge komaf
zijn.
H. Bouma
Zo sterfelijk
als je bent
als een levende
tot het laatste
trouw blijven
aan het leven.
Jezelf niet
verloochenen,
het mysterie
niet verraden.
Zo sterfelijk
als je bent
blijven kiezen
voor het leven,
het leven
dat eenmaal
koos voor jou.
Goed je sterft,
tenslotte
verlies je toch,
maar je sterft
eervol -
als een levende.
H. Bouma
O God
dat er woorden
zijn
die onbeperkt
van kracht
blijven,
woorden die mij
ook nu
verwarmen,
bemoedigen,
dragen,
woorden zelfs
bestand
tegen de dood -
zo veelzeggend,
zo
onweersprekelijk.
Woorden van U.
Ik woon er in.
H. Bouma
Namen ooit
genoemd,
namen ooit
geschreven,
geschreven
in de palm van
een hand,
gekerfd
op de tafel van
een hart.
gekerfd
op de tafel
van een hart.
Esther
Boektje,
Ruben van Boele,
Mozes van
Gelderen,
JozefGoudsmid,
Margaretha
Rudelsheim,
Mensen
mensen
geroepen om te
leven,
volk van de
uittocht,
mensen op weg,
mensen met een
droom -
o jeruzalem,
stad van vrede.
Westerbork,
Auschwitz,
Sobibor,
Buchenwald-.
Mijn God, wat
je noemt:
volk van de
uittocht.
Droom na droom
spat uiteen.
leven na leven
loopt dood.
Wat nog te
zeggen,
want nog te
zwijgen.
Niet meer, niet
minder
dan -
namen ooit
genoemd,
namen ooit
geschreven,
geschreven
in de palm van
een hand,
gekerfd
op de tafel van
een hart.
H. Bouma
Al is er maar
een
een mens
die zich aan
jou verwarmt,
een mens
wiens hoop,
wiens troost
wiens lente je
bent,
een nieuw
seizoen.
Al is er maar
één -
een mens
die een mens
aan je heeft,
je leeft,
je leeft niet
tevergeefs.
Je beantwoordt
aan je bestemming.
H. Bouma
Jouw gang
gegaan,
jouw leven
geleefd,
jouw gezicht
laten zien.
Mens geworden,
mens als nooit
tevoren,
onmiskenbaar
mens.
Licht koestert
je,
wind streelt je
huid,
bomen groeten
je.
Zo prachtig ben
je ook,
mens rijk in
jaren,
mens rijk aan
leven,
mens.
H. Bouma
Ergens iemand
die hoger
reikt,
dieper gaat,
je ontdekt
in je laatste
gestalte,
je noemt
bij je
uiteindelijke
naam.
Ergens een
vriend,
een vriendin.
Een mens
die je ontmoet
op de bodem
van je bestaan.
H. Bouma
Gaat de zon als
een genade over je op,
wieken vogels
zwaar van vrede
welwillend door
je bestaan,
vibreert de
kosmos,
ademt een
verre,
een zeer nabije
God-
je hoort
muziek,
het wonder
voltrekt zich,
verrukt kom je
thuis
in het
landschap van je ziel.
H. Bouma
Verdriet. Pijn.
Nacht.
Jij mens zo
geslagen.
Sta op, blijf
staan,
weet je uitgedaagd.
Minder,
maar ook meer
kun je worden.
Meer mens.
Alleen een boom
gebeukt en
geteisterd,
alleen een boom
die storm na
storm doorstond
is ook volop,
in alle
majesteit boom.
Steeds
weerbaarder jij,
onweerstaanbaarder.
Steeds
duidelijker
je identiteit.
H. Bouma
Mensen
die als bomen
naast je staan,
schouder aan
schouder,
lijf aan lijf,
ziel aan ziel.
Als bomen zo
standvastig,
zo begrijpend,
zo opbeurend.
vrienden,
vriendinnen
voor elk
seizoen,
vrienden,
vriendinnen
in weer en
wind.
Bomen van
mensen.
H. Bouma
na alles wat
wegzonk-
trotse torens,
oppermachtige
kastelen,
galopperende
bergen-
golfjes
onvindbaar
in een oceaan
van vergetelheid.
Wat overblijft,
onaantastbaar,
immuun voor
bederf:
een koesterende blik,
de tedere
rimpeling
in een stem,
een vluchtig,
o zo liefkozend
gebaar.
Wat overblijft-
om maar wat te
noemen:
blijken van
vriendschap.
H. Bouma
Dromen,
dwalen door het
landschap
dat achter je
ligt,
dat vóór je
ligt.
Overal
voetstappen,
jouw
voetstappen,
tekens van
leven,
sporen
onuitwisbaar.
Hoor vogels
zingen je naam,
bomen
wijdvertakt
vertellen je
verhaal.
Dromen,
dwalen door het
landschap
dat oplicht in
je ziel,
je vriendelijk
toelacht,
landschap
dat op je wacht.
H. Bouma
Aarde en adem,
lichaam en
ziel,
meer ben ik
niet.
Adam -
aardeling,
handjevol stof,
sterveling.
Maar het is
goed.
Zo hebt Gij mij
geschapen,
mens van komen
en gaan.
Ik leef,
leef met de
bloemen,
de bomen, de
dieren,
leef tot het
uiterste
en elke dag
is er één.
En als ik sterf
ik weet zeker
Gij mijn God
vergeet mij
niet.
H. Bouma
Heel
vreemd o God,
het verrast me-
maar nu ik leef
met de dood
voor ogen,
zie ik het
steeds scherper:
wat de
bedoeling is van alles.
Er zijn geen
woorden voor,
maar het is
werkelijkheid-
een
werkelijkheid
die alles
doortrekt,
alles draagt en
omvat.
Nu ik leef
met de dood
voor ogen
leef ik,
leef ik
intenser dan ooit.
H. Bouma
PIJN
Stem kreeg het,
stem als nooit
tevoren-
wat mij
verlamt,
verduistert,
wanhopig maakt.
Pijn doet het,
hartverscheurend
pijn.
Een vreemde
pijn.
Pijn die
zuivert,
pijn die
geneest.
O strepen
licht,
heilzaam licht.
Mijn God, een
hand,
een hand op
mijn hoofd.
Ik lach,
lach
door mijn
tranen heen.
H. Bouma
word je,
maar droom je
nog weg
met de vogels,
bespeel je nog
de toetsen van
het licht,
schrijf je nog
gedichten
op de golvende
rug
van de zee-
je blijft
glanzen,
je
verschrompelt niet.
H
. Bouma
eiken vol
verhalen,
neuriënde
elzen,
uitbundige
acacia's,
bomen zich
verheffend,
opgetogen
broeders,
bomen zich
vertakkend,
gulle,weldadige
zusters,
valt er nog te
leven,
valt er iets te
vieren,
aarde, lieve
moeder aarde,
is er toekomst,
is er hoop
H. Bouma
Van beperkte
duur ben je maar,
je komt, je
praat en je doet
en je gaat.
Maar wie leeft,
heeft lief,
spreekt woorden
van vuur,
zegent,
streelt, bevrijdt.
Wie leeft,
leeft niet voor
zichzelf,
alleen voor
zichzelf,
af en toe
noemt hij z'n
ware naam,
toont hij z'n
ware gezicht,
een
onherroepelijke naam,
een gezicht
dat niet wordt
uitgewist.
Wie leeft,
heeft lief,
hij komt, hij
blijft,
hij leeft
voorgoed.
H. Bouma
Zoveel mist,
een wereld van
misverstanden.
radeloos tast
je rond,
een ontheemde,
een vreemde
in je eigen
lijf,
een vreemde
in je eigen
ziel.
En dan opeens
die hand
die heel
huiselijk
het gordijn
opentrekt
en volmaakte
helderheid schept.
H. Bouma
Jij-
zo lief als je
hebt,
zo duurzaam ben
je.
Naam die niet
verbleekt.
Gezicht dat
niet vervaagt.
Jij.
Koester ze.
Je tijden van
liefde.
Tijden vol
eeuwigheid.
H. Bouma
Indien ik je
dragen kon over de diepe grachten
van je gesukkel
en je angsten heen,
dan droeg ik
je, uren en dagen lang.
Indien ik
genezen kon wat omgaat in je hart
aan onmacht,
ontevredenheid en onverwerkt verdriet,
dan bleef ik
naast je staan, uren en dagen lang.
Maar ik ben
niet groter, niet sterker dan jij
en
ik weet niet alles en ik kan niet zoveel,
ik
ben maar een vriend op je weg, al uren en dagen lang.
En ik kan
alleen maar hopen dat je weet:
je hoeft niet
alleen te vechten of te huilen
als je een
vriend hebt voor uren en dagen lang.
M. Weemaes
De zwervers
langs de straten,
de buurman van
de hoek,
het kleine
kind, verlaten,
de filosoof op
zoek.
De vrouw
verward in wanen,
de man, wankel
ter been
het stel, nog
even samen,
de enkeling
alleen.
De schreeuwer
van de daken,
de stille
zonder naam,
zij, die de weg
kwijtraken,
zij kloppen aan
jouw raam.
Dan sluit je de
gordijnen
en denkt: niet
nu, niet hier.
Of laat de
angst verdwijnen,
de voordeur op
een kier.
Waar is het
oosten? Waar ligt mijn kamer?
Of sta ik aan
alle slagregens bloot?
Vergrijzen de
wolken, vervagen de wegen?
Kom ik nog
medereizigers tegen?
Zie ik al
reizend nog straten en huizen?
Waar brandt er
een lamp, die mij nodigt tot rust?
Staan in het
westen de tafel die dragen
mijn rugzak en
koffer boordevol vragen?
Is er een huis
met een brandende haard?
Een gastheer
die wijn schenkt en luistertijd heeft?
Een bed dat de
witheid wist te bewaren?
Een maan die de
schaduw wellicht kan verklaren?
Thijs Weerstra
Tot spreken heb
je mij gehoord,
tot nieuwe
levenskracht.
Ervaring,
eerder nooit verwoord,
wordt aan het
licht gebracht.
Tot spreken heb
je mij gehoord,
en tijdens mijn
verhaal
ontstaat in mij
een ander woord,
begin van
nieuwe taal.
Tot spreken heb
je jou gehoord
in
wederkerigheid.
Wij scheppen
samen,
woord voor
woord,
de taal die ons
bevrijdt.
Lies Thielens
God van de
armen,
kom tot ons als
die toegewijde vrouw
die twee
muntstukken offerde.
God van de
verlorenen,
kom tot ons als
die behoedzame vrouw
die op zoek was
naar een verloren penning.
God van
buitenstaanders,
kom tot ons als
die allochtone vrouw
die vroeg om de
kruimels van de tafel.
God van de
zieken,
kom tot ons als
die bloedvloeiende vrouw
die greep naar
een genezende aanraking.
God van de
veroordeelden,
kom tot ons als
die beschuldigde vrouw
die door haar
aanklagers gestenigd zou worden.
God van de
bezeerden,
kom tot ons als
die liefhebbende vrouw
die met haar
haren iemands voeten waste.
God van de
stervenden,
kom tot ons als
die rouwende vrouw
die verdriet
had om haar broer.
Gij hebt ons
bezocht door de vrouwen
die vervuld
waren met uw Geest.
Gij hebt ons
allen gezegend
met de dromen
over een gezamenlijke toekomst
en met gaven
voor een leven in gemeenschap,
maak ons in
alle opzichten trouw
aan de
boodschap van uw evangelie
dat wij samen
als vrouwen en mannen
getuigen mogen
van uw liefde
in Jezus
Christus.
Zoals de wind
onder de dode
as
verborgen
vonken vindt,
die aanblaast
tot
nieuw vuur in
oude woorden,
geef zo uw
Geest
stormenderhand.
Ons hart zal
spreken van geluk
om al het
nieuwe
dat wij horen!
Zoals de dag
steeds
aan de nacht vervalt,
in duister
ondergaat,
maar door de
nacht
heen over ons
blijft lichten,
zijt Gij de
zon,
ons lieve
licht.
Wij zullen
stralen van geluk,
wij weten
s nachts van
vergezichten.
Zoals ons hart
ons
bloed in omloop houdt
en ons beweegt
te gaan,
ons voortstuwt
naar
uw gouden stad
van vrede,
herschept ons
dan
naar hart en
ziel,
Wees ons de
weg, tot ons geluk,
en kroon
voorgoed
wat blijft
gebeden.
Zoals het zaad
in diepe voren
valt
en aan de
winter sterft,
maar als in
slaap
ontkiemt en
vrucht zal geven,
roep ons zo in
het volle
licht.
Ons hart
hervindt een groot geluk:
wij kunnen van
de
liefde leven!
Zoals het vuur
uit de verharde
steen
de zilveraders
smelt,
een felle vlam
die zuivert en
laat glanzen,
raak zo ons
hart
met heilig
vuur.
Wij zullen
zingen van geluk:
Gij doet
verharde
harten dansen!
Sytze de Vries
Voor mijn oren
gezegd
onontkoombaar
verstaanbaar:
ik zal
uitstorten van mijn geest
op alle vlees
wat wil dit
toch zeggen
geen angsttoren
meer
tegen
verstrooiing
voortaan een
taalonderkomen
bevrijding van
dovemansoren
woorden toch
geen bedrog
uw geest er in
gebrand
voorgoed
louterend licht
geheel met de
zaak verlegen
niet dronken
niet nuchter
wel buiten
mijzelf
omdat gij
mijn ziel niet
aan het dodenrijk
zult overlaten
ja
ook mijn vlees
zal nog een
schuilplaats
vinden in hope
wat wil dit
toch zeggen
hebt u dan
werkelijk
met vuur
gespeeld
Wim Ramaker
Oefening van
geduld
in een ogenblik
van toorn
bespaart de
mens
honderd dagen
van zorgen en
verdriet.
Chinese
wijsheid
Niemand die
weet
waar de einder
ligt
die ons eens
beloofd is
als een
droomgezicht
Niemand die
weet
dat de nieuwe
dag
eenmaal aan zal
breken
zo maar,
onverwacht
Niemand
verwacht
dat de aarde
nieuw
voor ons zal
bloeien
uit het zaad
dat viel
Niemand
verwacht
voor de wereld
brood
uit een
mensenleven:
liefde
totterdood
Niemand
vermoedt
hoe de mens
bemind
en door God
geleid wordt
in een
mensenkind
Niemand
vermoedt
hoe er goede
moed
in ons hart
gelegd is:
Geest die leven
doet
Henk Jongerius
Dat er licht
mag zijn.
licht in onze
ogen:
dat we elkaar
zullen zien
zo goed als
nieuw.
Licht in onze
harten:
dat wij ruimte
scheppen,
plaats maken
voor velen.
Licht in onze
gedachten:
dat wij komen
tot nadenken
en eerlijk
besluiten.
Licht in onze
huizen:
dat er
vriendschap en
gastvrijheid
zullen heersen.
Licht in de
omgang:
dat we te zien
zijn,
niet verborgen
voor elkaar:
Licht op onze
wegen:
dat wij niet
dwalen en
elkaar tot
doolhof zijn.
Licht in alle
uithoeken:
dat we nergens
het kleine
vergeten,
verdonkeremanen.
Licht op deze
plaats,
om elkaar bij
te lichten,
elkaar toe te
schijnen
met geloof in
Hem
die eens
geroepen heeft:
'Ik ben het
licht der wereld!'
Dinie
De kerk is daar
waar mensen
zijn
die geven om
elkaar:
Geen hoge God
zal met hen
zijn,
maar God dicht
bij de grond.
De kerk is daar
waar mensen
zijn
die staan in
dit verbond.
De kerk is daar
waar mensen
zijn
die rouwen met
elkaar:
En niemand
draagt
alleen de pijn.
maar ieder
wordt bevrijd.
De kerk is daar
waar mensen
zijn
die Goede Geest
gewijd.
De kerk gedijt
waar uitzicht
is
voor iedereen
die lijdt.
Hier krijgt het
leven
nieuwe zin,
verliest de
dood zijn macht.
Wij samen
gaan de
toekomst in
en dat is onze
kracht.
Adri Bosch
Luister of het
begint
ergens zal het
gaan zingen
tegen het
klagen in
helder en vol
geheim
sterker dan
harde woorden
warmer dan het
getwist
vuur van andere
oorsprong
storm van een
nieuw bewegen
dwars op de
geest van de tijd
onrust en
nochtans vrede
wacht maar en
wees bereid
Inge Lievaart
Wees gegroet,
Koningin,
moeder van
barmhartigheid,
ons leven, onze
vreugde, onze hoop,
wees gegroet.
Tot U roepen
wij, ontheemde kinderen van Eva.
Naar U zien we
uit in onze nood,
in ons heimwee
naar het verre paradijs.
Wil daarom uw
ogen vol goedheid op ons richten,
en ons,
pelgrims, het uitzicht geven
op Jezus, de
gezegende vrucht van uw schoot.
O
goedertierene, o liefdevolle,
o toegenegen
maagd Maria.
Heer, U gaf ons
handen
om te geven van
onze overvloed,
U gaf ons
voeten
om te lopen
naar de ander toe,
U gaf ons ogen
om te zien waar
geleden wordt,
U gaf ons oren
om te luisteren
naar een overvol gemoed,
U gaf ons
schouders
om te helpen
dragen zorgen, angst en pijn,
U gaf ons een
hart om te branden van liefde.
Dit alles en
nog meer,
kregen wij te
leen.
Vergeef ons
Heer,
wij hebben er
zo weinig mee gedaan,
wij hebben
mensen in de kou laten staan,
wij hebben uw
kloppen niet willen horen,
niets mocht
onze rust verstoren.
Wij wilden niet
geven, gaan, zien,
horen, helpen,
dragen,
wij wilden
enkel onszelf behagen
en nu staan wij
als een bedelaar
aan uw deur.
Vergeef mij
Heer,
ik stelde
zovelen teleur,
help mij weer
te gaan
de weg die door
Jezus werd bereid,
de weg die door
mensen tot U leidt.
'Soms is het
mogelijk om ergens uit te trekken
lukt het een
punt te zetten achter wat niet klopt:
een uittocht.
Lastiger is om
het vol te houden
vaak denk je:
nu begint het pas
nooit was ik
eraan begonnen
als ik dit
geweten had.
Wat verbaast:
dat het mensen
lukken kan
om ergens uit
te breken
vooral: het
kunnen volhouden daarna.'
Peter van der
Schaft
De steen is
weggerold,
zwaarte werd
licht,
de toekomst
open.
De dagen waren
zwart.
De dood was
hard.
De nacht was
lang
en het bleef
stil.
Dan breekt een
andere morgen aan,
de nieuwe mens
is opgestaan:
de steen is
weggerold,
jouw toekomst
open.
Groen staan de
boompjes in de oude tuin.
Ik wil een
bladzij omslaan maar de wind
is mij al voor.
Hij zegt: lees
maar niet langer door,
en neemt het
boek mij uit de hand.
Als hij begint,
drijft hij mij naar de rand
waar alles
wankelt en beweegt.
Zo staat een
man die duiken wil
lang op de
punten van zijn tenen,
ogen gesloten
op de kant,
terwijl hij
zijn lange spieren spant.
Ik kan de lente
ruiken.
Laat mij een
ander lichaam lenen,
geef mij een
andere hand.
Open de harde,
groene luiken.
Frederic Bastet
Uit de graven
en spelonken,
uit de diepste
doodsvallei,
roept Gods stem
tot u en mij,
wordt de geest
aan ons geschonken.
Onder
uitgewiste sporen,
uit het verste
ballingsoord,
klinkt haar
levenwekkend woord
en Zij hoopt
dat wij Haar horen.
Uit verzwegen
massagraven,
uit zoveel
verloren strijd,
uit zolang
voorbije tijd,
kweekt Zij
nieuwe geestesgaven.
oude liefde,
nieuw verrezen;
stille dromen,
luid vertaald;
wie gekruisigd
werd, onthaald,
en de diepste
wond genezen.
En de mens zal
durven leven
zonder angst
voor eindigheid
en de dood
raakt uit de tijd,
zal zich voegen
naar het leven.
Jan van
Opbergen
Leer ieder
moment van geluk
bewust te
beleven.
Heb het nooit
te druk
om liefde te
krijgen of te geven.
Een simpel
woord, een handgebaar,
een moment van
warmte
ze zijn zo
kostbaar
in dit leven
zonder kalmte.
Elke seconde
zonder zorgen
die je al hebt
gehad
als was het
van vandaag of komt het morgen,
neemt niemand
je ooit weer af.
Hou die
momenten vast
zorg dat je
ervan geniet
want met liefde
als last
ontwijk je veel
verdriet.
Je hoort haar
zingen
je ziet haar
niet.
Je ziet haar
vruchten
niet haar
schoot.
Toch is zij er,
de bron,
je weet het
zeker.
Zij verdrijft
de duisternis,
waarin boze
dromen vrij rondspoken.
Zij brengt aan
het licht.
Alles bestaat
weer als voorheen.
Zij schept de
dag van morgen
als het blijde
nieuws.
Zij verdrijft
de eenzaamheid,
waarin mensen
verkwijnen.
Zij verarmt het
hart,
dat bonzend
open gaat voor het wonder.
Zij maakt
onrustig,
totdat de ander
je omarmend fluistert:
Ja, ik hou van
jou,
ik ga met je
mee.
Zij doet echt
leven
zonder einde.
Zij voedt het
leven
als de
levensboom
met takken als
armen,
die je
liefdevol beschermen.
Je voelt je
bemind,
bevestigd,
meegenomen.
Je mag leven.
Je zult leven.
Het wordt je
gegeven
vanuit een
verborgen diepte.
Wij noemen die
God,
Bron van licht,
liefde van leven.
Theo van de
Vossenberg
van de
opgerolde verlangens
van dit land.
Zingen wil ik
over de
gekooide dromen
van vergeten
mensen.
Zingen wil ik
over alles wat
was,
maar niet
langer meer is.
Zingen wil ik
van wat er
nooit kwam,
maar had kunnen
gebeuren.
Zingen wil ik
van de niet te
peilen
en
onuitgesproken hoop
van onze
kinderen.
Ja, zingen wil
ik
geef niet op
en wanhoop
nooit!
Want ieder uur,
elke minuut
begint ergens
op aarde
een stralende
morgen.
Niet de
vorsten, niet de heersers,
niet wie
uitverkoren lijkt, maar de herders zijn de
eersten die het
grote nieuws bereikt.
Zo verlaten en
verloren, zo
gewantrouwd als
ze zijn , mogen
zei van vrede
horen,
licht dat in
het duister schijnt.
Zei die zo het
heil verbeidden,
hoopten op
gerechtigheid, mogen zich het eerst
verblijden over
Jezus die bevrijdt.
Vrede is er
voor de herders,
Jezus kiest
partij voor hen, hoor,
Hij noemt zich
zelf
een Herder Hij
die hen bij name kent.
Hans Bouwma
Er bloeit voor
wie het zien wil een gerucht
in stegen diepe
dalen regenwouden
geurend bij dag
lichtgevend in de nacht
het gaat van
mens tot mens gemompeld en gezongen
het fladdert
als een vlinder voor ons uit
ongrijpbaar als
de wind die langs komt waaien
het gaat van
uur tot uur van dag tot dag
dit oud gerucht
van eeuw tot eeuw springlevend
het eerst
hebben de vrouwen het gezegd
het graf is
leeg wij hebben het gezien
sindsdien is
het voortdurend door verteld
de heer is dood
en toch is hij in leven
en elke ochtend
ieder morgenrood
herinnert ons
eraan de weg ligt open
naar een
helderheid voorbij de dood
waar God ons
lachend op zal nemen
Ed van Straten
God, doorploeg
de aarde.
Trek de
ploegschaar diep.
Keer de voren
om en om.
Werp de harde,
droge grond om.
Spaar kosten
nog moeite,
zelfs niet als
ik huil.
Zaai nieuw zaad
in de losse,
doorploegde aarde.
Roep nieuwe
bloemen tot leven
op de grond die
vrij is
van dorre
ranken en onkruid.
Zo stil en diep
het heelal waar sterren
in nevels
vernachten, vanwaar het eens
komen zal: het
heil, dat de mensen verwachten.
Zo stil en diep
slaapt het zaad,
als de dood in
duister geborgen, vanwaar het
ontluiken gaat
tot een levend teken van morgen.
Zo stil is de
diepe schoot waar het
Wonder groeit
in geheimen, vanwaar het op
leven en dood
Zijn heil met
de mensen komt rijmen.
Mieke de Jong
dood is zo
licht
als een veertje
dat je
wegblaast in
een lucht
bol van zon
en dat
schommelend verdwijnt
in het licht
dat schijnt
alsof er in de
verste verte
nooit een eind
aan komt.
Brood,
levend brood,
waar je op kunt
teren
je hele leven
lang,
als je gelooft
en hoopt
op Hem die het
zal geven.
Brood,
levend brood,
altijd buigzaam
en veranderlijk,
dat vrede
brengt en liefde,
waar hardheid
heerst en onbegrip;
waar koude is
en eenzaamheid;
dat hulp brengt
en hoop,
waar het leven
stil staat,
en is verstard.
Jij bent dat
brood,
dat leven geeft
aan de wereld
om je heen.
Jij bent dat
brood,
waar je elke
dag om vraagt:
geen gewoon
brood
maar met veel
moeite
door jou
gekneed en gevormd.
Heer, geef ons
dagelijks dat brood,
want het wordt
ons niet in de schoot geworpen.
Zolang wij
ademhalen schept gij in ons de kracht,
om zingend te
vertalen waartoe wij zijn gedacht:
elkaar zijn wij
gegeven tot kleur en samenklank.
De lofzang om
het leven geeft stem aan onze dank.
Al is mijn stem
gebroken; mijn adem zonder kracht,
het lied op
ander lippen draagt mij dan door de nacht.
Door ademnood
bevallen of in verdriet verstilt
het lied van uw
verlangen heeft mij aan het licht getild!
Het donker kan
verbleken door psalmen in de nacht.
De muren kunnen
vallen: zing dat uit alle macht!
God, laat het
nooit ontbreken aan hemelhoge zang,
waarvan de wijs
ons teken! Dit lieve leven lang.
Ons lied wordt
steeds gedragen door vleugels van de hoop.
Het stijgt de
angst te boven om leven dat verloopt.
Het zingt van
vergezichten, het ademt van uw geest.
In ons gezang
mag lichten het komend bruiloftsfeest.
mijn geboorte,
het is waar
ik besta, ik
herken
het licht en de
smaak
van september
in de lucht.
Maar ook dat ik
verdwijn
is waar. Ik
vervloei
in lege akkers,
in
laag invallend
licht; ik beken
dat ik
verdwijn.
Tussen begin en
einde
staat schaamte
overeind.
Het potlood
breekt zijn woord
Er valt niet te
beschrijven.
Er wonen
bedachtzame bomen
in de winter
van het land
Tot op het bot
hun kruinen
doorgelicht,
de takken
tekens
van zichtbaar
gemis
staan zij in
sneeuw
als in een
droom
Verloren.
In de holte
van het licht
past het
allemaal
wel:
steen,
boom,
dier,
mens,
Alleen
slaat nu al
dodelijk licht
daardoorheen.
Je huid
onbestaande
je grenzen
verloren
vervloei je in
het land
je woedt Licht.
Je ziel over
het landschap
uitgeschreven
word je
eindelijk helemaal aards:
vervuld,
volbracht, geoogst.
September is
mateloos sterven
in
onbegrijpelijk licht.
dat wij de
woorden
nog verdragen
waarmee wij
namen
aan de dingen
gaven
water, wolk en
westenwind
tot daaraantoe
maar liefde,
leven
en eeuwigheid
te noemen
en dat
verdragen
Ik wil tegen
het geklep van mensen stilte laten luiden.
Ik wil tegen
het gedreun van bommen dromen laten zoemen.
Ik wil tegen
alle schijn van lichten schaduwen vertrouwen.
Ik wil voor die
grote vloed van tranen vreugdemuren bouwen.
Anders mag je
zijn,
volslagen anders,
eindelijk
jezelf.
Wat je
bezielde,
wat je leven
was,
het is voorbij,
vergeet het,
ontluisterend,
mensonterend
was het.
Voel de geest
van Hem
die is
opgestaan,
ontvlam, bloei
op,
geef je over
aan de vreugde.
O, prijs je
gelukkig,
want anders
volslagen
anders
mag je zijn,
eindelijk jezelf.
Hans Bouma
A voor de avond
en A voor de aarde
B voor de bomen
en beemden en gaarden
C voor de
circus- en cumuluswolken
en D voor alle
dieren die ons deltaland bevolken
E voor de
Egelantier en z n roosjes
F voor het
fruit, de frambozen in doosjes
G voor de
golven en voor de getijden
en H voor
heldere hemel op de heuvels en de heide
I voor de iepen
langs lanen en dijken
J voor de jaren
die jachtig verstrijken
K voor de
kerktorens en de kastelen
en
L voor alle liedjes die de leeuweriken kwelen
M voor de
molens die malen voor morgen
N voor de nacht
over nevels en zorgen
voor het
onkruid opzij van de kassen
en P voor alle
padden langs de paden naar de plassen
Q voor de quota
en quadriljoen vissen
R voor de Rijn
die geen regen kan missen
S voor het
strand en de sterren die stralen
en T graag voor
mijn tuintje, met geen tonnen te betalen
U voor de uilen
uit velden en bossen
V voor de
vleermuizen, vlinders, en vossen
W voor de wind,
die weerbarstige waaier
en X voor alle
giffen van Bee Aa Es EF en Bayer
IJ voor het ijs
op de beken en meren
en Z voor zorg
met hart en ziel
We zullen het
proberen!
Ivo de Wijs
Nu weet ik
zeker
dat er niets
verloren gaat
dat liefde een
gegeven is
in alles
gegeven
Wij zomerspelen
met de vormen
kinderen aan
het strand
taartjes en
kastelen
de grote oceaan
wist alles uit
zand blijft
zee blijft
ernstig als
voor eeuwigheid
boetseren wij
de bouwsels
Silvia Ley
IV
De wereld is
een fluit met zoveel duizend monden.
En elkeen
blaast zijn lied. En 't maakt een
droef geluid
waarin ik niets
van eigen klank heb weergevonden.
En Gij?
Misschien hebt ge ook getikt aan meenge ruit
en werd ge als
ik weer feestlijk wandelen gezonden.
Nochtans: ik
heb gedroomd, gehoopt; en ik droeg boete.
k
Zag de Alpen, Vlaanderen en Straatsburg aan de Rijn.
Ik heb bemind.
Ik sloeg de trommel in veel stoeten.
Ik pluisde in
boeken die vol oude wijsheid zijn.
Ik heb gezocht,
zo t kan, met handen en met voeten.
En 't slot? Ik
hield daaruit als onvervreemdbaar deel
den troost van
t eigen lied, wanneer ik stil gezeten,
des avonds, op
den hogen berm een wijsje speel,
niet voor 't
heelal en de eeuwigheid, maar slecht voor t heden.
Dat maakt me
een blijden dag te meer. En dat is veel.
Richard Minne
|
voor meer en ander werk zie http://landscape.mystiek.netcanandanann - 20-02-2006 18:04:04 |