liturgie8
Start Omhoog liturgie9

                 

TIJDEN

Indien ik je dragen kon

ZWERVERS

VRAGENDERWIJS

Erectiele disfunctie

TOT SPREKEN HOREN

GEZEGEND MET DROMEN

LIED VOOR 2000 EN EEN

PINKSTEREN

GEDULD

DE NIEUWE DAG

VURIGE WENS

WAAR MENSEN ZIJN

VUUR EN WIND

Wees gegroet, Koningin,

Heer, U gaf ons handen

UITTOCHT

WEGGEROLD

APRIL

UIT DE GRAVEN

Moment

Zingen wil ik

NIET DE VORSTEN

PAASOCHTEND

ZAAI NIEUW ZAAD

ZO STIL

Ik denk de echte

LEVEND BROOD

ZOLANG WIJ ADEMHALEN  

Aan bomen beken ik

Er wonen bedachtzame bomen

In de holte van het licht

 

Je huid onbestaande

En dit:

TEGEN HET GEKLEP

EINDELIJK JEZELF

ALFABET

ZANDKASTELEN  

DE ARME EN DE RIJKE DAGEN

EN NIET MINDER

 

TOT HET LAATSTE

WOORDEN

NAMEN

BESTEMMING

MENS GEWORDEN

KOM JE THUIS

IDENTITEIT

ALS BOMEN

Wat overblijft

VOETSTAPPEN

AARDELING

INTENSER

Wel ouder en ouder

WIE LEEFT

HELDERHEID

 

Erectiele disfunctie

EN NIET MINDER

Om zo te kunnen zingen -

zo verheven, zo verheffend,

zo rakend aan de eeuwigheid

en ook niet minder

zo verscheurend, zo afgrondelijk,

zo peilloos verlaten

moet je wel van hoge

zeer hoge komaf zijn.

 

H. Bouma


TOT HET LAATSTE

Zo sterfelijk als je bent

als een levende

tot het laatste

trouw blijven aan het leven.

Jezelf niet verloochenen,

het mysterie niet verraden.

Zo sterfelijk als je bent

blijven kiezen voor het leven,

het leven

dat eenmaal koos voor jou.

Goed je sterft,

tenslotte verlies je toch,

maar je sterft eervol -

als een levende.

 

H. Bouma


WOORDEN

O God

dat er woorden zijn

die onbeperkt

van kracht blijven,

woorden die mij

ook nu verwarmen,

bemoedigen, dragen,

woorden zelfs bestand

tegen de dood -

zo veelzeggend,

zo onweersprekelijk.

Woorden van U.

Ik woon er in.

 

H. Bouma


NAMEN

Namen ooit genoemd,

namen ooit geschreven,

geschreven

in de palm van een hand,

gekerfd

op de tafel van een hart.

gekerfd

op de tafel  van een hart.

Esther Boektje,

Ruben van Boele,

Mozes van Gelderen,

JozefGoudsmid,

Margaretha Rudelsheim,

Jacob Vos.

Mensen

van aarde en licht,

mensen

geroepen om te leven,

volk van de uittocht,

mensen op weg,

mensen met een droom -

o jeruzalem, stad van vrede.

Westerbork, Auschwitz,

Sobibor, Buchenwald-.

Mijn God, wat je noemt:

volk van de uittocht.

Droom na droom spat uiteen.

leven na leven loopt dood.

Wat nog te zeggen,

want nog te zwijgen.

Niet meer, niet minder

dan -

namen ooit genoemd,

namen ooit geschreven,

geschreven

in de palm van een hand,

gekerfd

op de tafel van een hart.

 

H. Bouma


BESTEMMING

Al is er maar een

een mens

die zich aan jou verwarmt,

een mens

wiens hoop, wiens troost

wiens lente je bent,

een nieuw seizoen.

Al is er maar één -

een mens

die een mens aan je heeft,

je leeft,

je leeft niet tevergeefs.

Je beantwoordt

aan je bestemming.

 

H. Bouma


MENS GEWORDEN

Jouw gang gegaan,

jouw leven geleefd,

jouw gezicht laten zien.

Mens geworden,

mens als nooit tevoren,

onmiskenbaar mens.

Licht koestert je,

wind streelt je huid,

bomen groeten je.

Zo prachtig ben je ook,

mens rijk in jaren,

mens rijk aan leven,

mens.

 

H. Bouma


ERGENS

Ergens iemand

die hoger reikt,

dieper gaat,

je ontdekt

in je laatste

gestalte,

je noemt

bij je uiteindelijke

naam.

Ergens een vriend,

een vriendin.

Een mens

die je ontmoet

op de bodem

van je bestaan.

 

H. Bouma


KOM JE THUIS

Gaat de zon als een genade over je op,

wieken vogels

zwaar van vrede

welwillend door je bestaan,

vibreert de kosmos,

ademt een verre,

een zeer nabije God-

je hoort muziek,

het wonder voltrekt zich,

verrukt kom je thuis

in het landschap van je ziel.

 

H. Bouma


IDENTITEIT

Verdriet. Pijn. Nacht.

Jij mens zo geslagen.

Sta op, blijf staan,

weet je uitgedaagd.

Minder,

maar ook meer kun je worden.

Meer mens.

Alleen een boom

gebeukt en geteisterd,

alleen een boom

die storm na storm doorstond

is ook volop,

in alle majesteit boom.

Steeds weerbaarder jij,

onweerstaanbaarder.

Steeds duidelijker

je identiteit.

 

H. Bouma


ALS BOMEN

Mensen

die als bomen naast je staan,

schouder aan schouder,

lijf aan lijf, ziel aan ziel.

Als bomen zo standvastig,

zo begrijpend, zo opbeurend.

vrienden, vriendinnen

voor elk seizoen,

vrienden, vriendinnen

in weer en wind.

Bomen van mensen.

 

H. Bouma


Wat overblijft

na alles wat wegzonk-

trotse torens,

oppermachtige kastelen,

galopperende bergen-

golfjes onvindbaar

in een oceaan

van vergetelheid.

Wat overblijft,

onaantastbaar,

immuun voor bederf:

een koesterende blik,

de tedere rimpeling

in een stem,

een vluchtig,

o zo liefkozend gebaar.

Wat overblijft-

om maar wat te noemen:

blijken van vriendschap.

 

H. Bouma


VOETSTAPPEN

Dromen,

dwalen door het landschap

dat achter je ligt,

dat vóór je ligt.

Overal voetstappen,

jouw voetstappen,

tekens van leven,

sporen onuitwisbaar.

Hoor vogels

zingen je naam,

bomen wijdvertakt

vertellen je verhaal.

Dromen,

dwalen door het landschap

dat oplicht in je ziel,

je vriendelijk toelacht,

landschap

dat op je wacht.

 

H. Bouma


AARDELING

Aarde en adem,

lichaam en ziel,

meer ben ik niet.

Adam - aardeling,

handjevol stof,

sterveling.

Maar het is goed.

Zo hebt Gij mij geschapen,

mens van komen en gaan.

Ik leef,

leef met de bloemen,

de bomen, de dieren,

leef tot het uiterste

en elke dag

is er één.

En als ik sterf

ik weet zeker

Gij mijn God

vergeet mij niet.

H. Bouma


INTENSER

 Heel vreemd o God,

het verrast me-

maar nu ik leef

met de dood voor ogen,

zie ik het steeds scherper:

wat de bedoeling is van alles.

Er zijn geen woorden voor,

maar het is werkelijkheid-

een werkelijkheid

die alles doortrekt,

alles draagt en omvat.

Nu ik leef

met de dood voor ogen

leef ik,

leef ik intenser dan ooit.

 

H. Bouma


PIJN

Stem kreeg het,

stem als nooit tevoren-

wat mij verlamt,

verduistert,

wanhopig maakt.

Pijn doet het,

hartverscheurend pijn.

Een vreemde pijn.

Pijn die zuivert,

pijn die geneest.

O strepen licht,

heilzaam licht.

Mijn God, een hand,

een hand op mijn hoofd.

Ik lach,

lach

door mijn tranen heen.

 

H. Bouma


Wel ouder en ouder

word je,

maar droom je nog weg

met de vogels,

bespeel je nog

de toetsen van het licht,

schrijf je nog gedichten

op de golvende rug

van de zee-

je blijft glanzen,

je verschrompelt niet.

 

 H . Bouma


Zolang er bomen zijn,

eiken vol verhalen,

neuriënde elzen,

uitbundige acacia's,

bomen zich verheffend,

opgetogen broeders,

bomen zich vertakkend,

gulle,weldadige zusters,

valt er nog te leven,

valt er iets te vieren,

aarde, lieve moeder aarde,

is er toekomst, is er hoop

 

H. Bouma


WIE LEEFT

Van beperkte duur ben je maar,

je komt, je praat en je doet

en je gaat.

Maar wie leeft, heeft lief,

spreekt woorden van vuur,

zegent, streelt, bevrijdt.

Wie leeft,

leeft niet voor zichzelf,

alleen voor zichzelf,

af en toe

noemt hij z'n ware naam,

toont hij z'n ware gezicht,

een onherroepelijke naam,

een gezicht

dat niet wordt uitgewist.

Wie leeft, heeft lief,

hij komt, hij blijft,

hij leeft voorgoed.

 

H. Bouma


HELDERHEID

Zoveel mist,

een wereld van misverstanden.

radeloos tast je rond,

een ontheemde,

een vreemde

in je eigen lijf,

een vreemde

in je eigen ziel.

En dan opeens

die hand

die heel huiselijk

het gordijn opentrekt

en volmaakte

helderheid schept.

 

H. Bouma


TIJDEN

Jij-

zo lief als je hebt,

zo duurzaam ben je.

Naam die niet verbleekt.

Gezicht dat niet vervaagt.

Jij.

Koester ze.

Je tijden van liefde.

Tijden vol eeuwigheid.

 

H. Bouma


Indien ik je dragen kon

 

Indien ik je dragen kon over de diepe grachten

van je gesukkel en je angsten heen,

dan droeg ik je, uren en dagen lang.

 

Indien ik genezen kon wat omgaat in je hart

aan onmacht, ontevredenheid en onverwerkt verdriet,

dan bleef ik naast je staan, uren en dagen lang.

 

Maar ik ben niet groter, niet sterker dan jij

 en ik weet niet alles en ik kan niet zoveel,

 ik ben maar een vriend op je weg, al uren en dagen lang.

 

En ik kan alleen maar hopen dat je weet:

je hoeft niet alleen te vechten of te huilen

als je een vriend hebt voor uren en dagen lang.

 

M. Weemaes


ZWERVERS

 

De zwervers langs de straten,

de buurman van de hoek,

het kleine kind, verlaten,

de filosoof op zoek.

 

De vrouw verward in wanen,

de man, wankel ter been

het stel, nog even samen,

de enkeling alleen.

 

De schreeuwer van de daken,

de stille zonder naam,

zij, die de weg kwijtraken,

zij kloppen aan jouw raam.

 

Dan sluit je de gordijnen

en denkt: niet nu, niet hier.

Of laat de angst verdwijnen,

de voordeur op een kier.


VRAGENDERWIJS

 

Waar is het oosten? Waar ligt mijn kamer?

Of sta ik aan alle slagregens bloot?

Vergrijzen de wolken, vervagen de wegen?

Kom ik nog medereizigers tegen?

 

Zie ik al reizend  nog straten en huizen?

Waar brandt er een lamp, die mij nodigt tot rust?

Staan in het westen de tafel die dragen

mijn rugzak en koffer boordevol vragen?

 

Is er een huis met een brandende haard?

Een gastheer die wijn schenkt en luistertijd heeft?

Een bed dat de witheid wist te bewaren?

Een maan die de schaduw wellicht kan verklaren?

 

Thijs Weerstra


TOT SPREKEN HOREN

 

Tot spreken heb je mij gehoord,

tot nieuwe levenskracht.

Ervaring, eerder nooit verwoord,

wordt aan het licht gebracht.

 

Tot spreken heb je mij gehoord,

en tijdens mijn verhaal

ontstaat in mij een ander woord,

begin van nieuwe taal.

 

Tot spreken heb je jou gehoord

in wederkerigheid.

Wij scheppen samen,

woord voor woord,

de taal die ons bevrijdt.

 

 

Lies Thielens


GEZEGEND MET DROMEN

 

God van de armen,

kom tot ons als die toegewijde vrouw

die twee muntstukken offerde.

 

God van de verlorenen,

kom tot ons als die behoedzame vrouw

die op zoek was naar een verloren penning.

 

God van buitenstaanders,

kom tot ons als die allochtone vrouw

die vroeg om de kruimels van de tafel.

 

God van de zieken,

kom tot ons als die bloedvloeiende vrouw

die greep naar een genezende aanraking.

 

God van de veroordeelden,

kom tot ons als die beschuldigde vrouw

die door haar aanklagers gestenigd zou worden.

 

God van de bezeerden,

kom tot ons als die liefhebbende vrouw

die met haar haren iemands voeten waste.

 

God van de stervenden,

kom tot ons als die rouwende vrouw

die verdriet had om haar broer.

 

Gij hebt ons bezocht door de vrouwen

die vervuld waren met uw Geest.

Gij hebt ons allen gezegend

met de dromen over een gezamenlijke toekomst

en met gaven voor een leven in gemeenschap,

maak ons in alle opzichten trouw

aan de boodschap van uw evangelie

dat wij samen als vrouwen en mannen

getuigen mogen van uw liefde

in Jezus Christus.


LIED VOOR 2000 EN EEN

 

Zoals de wind

onder de dode as

verborgen vonken vindt,

die aanblaast tot

nieuw vuur in oude woorden,

geef zo uw Geest

stormenderhand.

Ons hart zal spreken van geluk

om al het nieuwe

dat wij horen!

 

Zoals de dag

 steeds aan de nacht vervalt,

in duister ondergaat,

maar door de nacht

heen over ons blijft lichten,

zijt Gij de zon,

ons lieve licht.

Wij zullen stralen van geluk,

wij weten  s nachts van

vergezichten.

 

Zoals ons hart

 ons bloed in omloop houdt

en ons beweegt te gaan,

ons voortstuwt naar

uw gouden stad van vrede,

herschept ons dan

naar hart en ziel,

Wees ons de weg, tot ons geluk,

en kroon voorgoed

wat blijft gebeden.

 

Zoals het zaad

in diepe voren valt

en aan de winter sterft,

maar als in slaap

ontkiemt en vrucht zal geven,

roep ons zo in

het volle licht.

Ons hart hervindt een groot geluk:

wij kunnen van de

liefde leven!

 

Zoals het vuur

uit de verharde steen

de zilveraders smelt,

een felle vlam

die zuivert en laat glanzen,

raak zo ons hart

met heilig vuur.

Wij zullen zingen van geluk:

Gij doet verharde

harten dansen!

 

Sytze de Vries


PINKSTEREN

 

Voor mijn oren gezegd

onontkoombaar verstaanbaar:

ik zal uitstorten van mijn geest

op alle vlees

wat wil dit toch zeggen

 

geen angsttoren meer

tegen verstrooiing

voortaan een taalonderkomen

bevrijding van dovemansoren

woorden toch geen bedrog

 

uw geest er in gebrand

voorgoed

louterend licht

 

geheel met de zaak verlegen

niet dronken

niet nuchter

wel buiten mijzelf

omdat gij

mijn ziel niet aan het dodenrijk

zult overlaten

ja

ook mijn vlees

zal nog een schuilplaats

vinden in hope

 

wat wil dit toch zeggen

hebt u dan werkelijk

met vuur gespeeld

 

Wim Ramaker

 


GEDULD

 

Oefening van geduld

in een ogenblik van toorn

bespaart de mens

honderd dagen

van zorgen en verdriet.

 

Chinese wijsheid


DE NIEUWE DAG

 

Niemand die weet

waar de einder ligt

die ons eens beloofd is

als een droomgezicht

 

Niemand die weet

dat de nieuwe dag

eenmaal aan zal breken

zo maar, onverwacht

 

Niemand verwacht

dat de aarde nieuw

voor ons zal bloeien

uit het zaad dat viel

 

Niemand verwacht

voor de wereld brood

uit een mensenleven:

liefde totterdood

 

Niemand vermoedt

hoe de mens bemind

en door God geleid wordt

in een mensenkind

 

Niemand vermoedt

hoe er goede moed

in ons hart gelegd is:

Geest die leven doet

 

Henk Jongerius


VURIGE WENS

 

Dat er licht mag zijn.

licht in onze ogen:

dat we elkaar zullen zien

zo goed als nieuw.

Licht in onze harten:

dat wij ruimte scheppen,

plaats maken voor velen.

 

Licht in onze gedachten:

dat wij komen tot nadenken

en eerlijk besluiten.

Licht in onze huizen:

dat er vriendschap en

gastvrijheid zullen heersen.

 

Licht in de omgang:

dat we te zien zijn,

niet verborgen voor elkaar:

Licht op onze wegen:

dat wij niet dwalen en

elkaar tot doolhof zijn.

 

Licht in alle uithoeken:

dat we nergens het kleine

vergeten, verdonkeremanen.

Licht op deze plaats,

om elkaar bij te lichten,

elkaar toe te schijnen

met geloof in Hem

die eens geroepen heeft:

'Ik ben het licht der wereld!'

Dinie


WAAR MENSEN ZIJN

 

De kerk is daar

waar mensen zijn

die geven om elkaar:

Geen hoge God

zal met hen zijn,

maar God dicht bij de grond.

De kerk is daar

waar mensen zijn

die staan in dit verbond.

 

De kerk is daar

waar mensen zijn

die rouwen met elkaar:

En niemand draagt

alleen de pijn.

maar ieder wordt bevrijd.

De kerk is daar

waar mensen zijn

die Goede Geest gewijd.

 

De kerk gedijt

waar uitzicht is

voor iedereen die lijdt.

Hier krijgt het leven

nieuwe zin,

verliest de dood zijn macht.

Wij samen

gaan de toekomst in

en dat is onze kracht.

 

Adri Bosch


VUUR EN WIND

 

Luister of het begint

ergens zal het gaan zingen

tegen het klagen in

helder en vol geheim

sterker dan harde woorden

warmer dan het getwist

vuur van andere oorsprong

 

storm van een nieuw bewegen

dwars op de geest van de tijd

onrust en nochtans vrede

 

wacht maar en wees bereid

 

Inge Lievaart


Wees gegroet, Koningin,

 

Wees gegroet, Koningin,

moeder van barmhartigheid,

ons leven, onze vreugde, onze hoop,

wees gegroet.

Tot U roepen wij, ontheemde kinderen van Eva.

Naar U zien we uit in onze nood,

in ons heimwee naar het verre paradijs.

Wil daarom uw ogen vol goedheid op ons richten,

en ons, pelgrims, het uitzicht geven

op Jezus, de gezegende vrucht van uw schoot.

O goedertierene, o liefdevolle,

o toegenegen maagd Maria.


Heer, U gaf ons handen

 

Heer, U gaf ons handen

om te geven van onze overvloed,

U gaf ons voeten

om te lopen naar de ander toe,

U gaf ons ogen

om te zien waar geleden wordt,

U gaf ons oren

om te luisteren naar een overvol gemoed,

U gaf ons schouders

om te helpen dragen zorgen, angst en pijn,

U gaf ons een hart om te branden van liefde.

 

Dit alles en nog meer,

kregen wij te leen.

Vergeef ons Heer,

wij hebben er zo weinig mee gedaan,

wij hebben mensen in de kou laten staan,

wij hebben uw kloppen niet willen horen,

niets mocht onze rust verstoren.

Wij wilden niet geven, gaan, zien,

horen, helpen, dragen,

wij wilden enkel onszelf behagen

en nu staan wij als een bedelaar

aan uw deur.

Vergeef mij Heer,

ik stelde zovelen teleur,

help mij weer te gaan

de weg die door Jezus werd bereid,

de weg die door mensen tot U leidt.


UITTOCHT

 

'Soms is het mogelijk om ergens uit te trekken

lukt het een punt te zetten achter wat niet klopt:

een uittocht.

 

Lastiger is om het vol te houden

vaak denk je: nu begint het pas

nooit was ik eraan begonnen

als ik dit geweten had.

 

Wat verbaast:

dat het mensen lukken kan

om ergens uit te breken

vooral: het kunnen volhouden daarna.'

 

Peter van der Schaft


WEGGEROLD

 

De steen is weggerold,

zwaarte werd licht,

de toekomst open.

 

De dagen waren zwart.

De dood was hard.

De nacht was lang

en het bleef stil.

 

Dan breekt een andere morgen aan,

de nieuwe mens is opgestaan:

de steen is weggerold,

jouw toekomst open.


APRIL

Groen staan de boompjes in de oude tuin.

Ik wil een bladzij omslaan maar de wind

is mij al voor.

 

Hij zegt: lees maar niet langer door,

en neemt het boek mij uit de hand.

 

Als hij begint, drijft hij mij naar de rand

waar alles wankelt en beweegt.

Zo staat een man die duiken wil

lang op de punten van zijn tenen,

ogen gesloten op de kant,

terwijl hij zijn lange spieren spant.

 

Ik kan de lente ruiken.

Laat mij een ander lichaam lenen,

geef mij een andere hand.

Open de harde, groene luiken.

 

Frederic Bastet


UIT DE GRAVEN

 

Uit de graven en spelonken,

uit de diepste doodsvallei,

roept Gods stem tot u en mij,

wordt de geest aan ons geschonken.

 

Onder uitgewiste sporen,

uit het verste ballingsoord,

klinkt haar levenwekkend woord

en Zij hoopt dat wij Haar horen.

 

Uit verzwegen massagraven,

uit zoveel verloren strijd,

uit zolang voorbije tijd,

kweekt Zij nieuwe geestesgaven.

 

oude liefde, nieuw verrezen;

stille dromen, luid vertaald;

wie gekruisigd werd, onthaald,

en de diepste wond genezen.

 

En de mens zal durven leven

zonder angst voor eindigheid

en de dood raakt uit de tijd,

zal zich voegen naar het leven.

 

Jan van Opbergen


Moment

 

Leer ieder moment van geluk

bewust te beleven.

Heb het nooit te druk

om liefde te krijgen of te geven.

Een simpel woord, een handgebaar,

een moment van warmte

ze zijn zo kostbaar

in dit leven zonder kalmte.

Elke seconde zonder zorgen

die je al hebt gehad

als was het  van vandaag of komt het morgen,

neemt niemand je ooit weer af.

Hou die momenten vast

zorg dat je ervan geniet

want met liefde als last

ontwijk je veel verdriet.

 

Je hoort haar zingen

je ziet haar niet.

Je ziet haar vruchten

niet haar schoot.

Toch is zij er, de bron,

je weet het zeker.

 

Zij verdrijft de duisternis,

waarin boze dromen vrij rondspoken.

Zij brengt aan het licht.

Alles bestaat weer als voorheen.

Zij schept de dag van morgen

als het blijde nieuws.

 

Zij verdrijft de eenzaamheid,

waarin mensen verkwijnen.

Zij verarmt het hart,

dat bonzend open gaat voor het wonder.

Zij maakt onrustig,

totdat de ander je omarmend fluistert:

Ja, ik hou van jou,

ik ga met je mee.

 

Zij doet echt leven

zonder einde.

Zij voedt het leven

als de levensboom

met takken als armen,

die je liefdevol beschermen.

Je voelt je bemind,

bevestigd, meegenomen.

Je mag leven.

Je zult leven.

 

Het wordt je gegeven

vanuit een verborgen diepte.

Wij noemen die God,

Bron van licht, liefde van leven.

 

Theo van de Vossenberg


Zingen wil ik

van de opgerolde verlangens

van dit land.

 

Zingen wil ik

over de gekooide dromen

van vergeten mensen.

 

Zingen wil ik

over alles wat was,

maar niet langer meer is.

 

Zingen wil ik

van wat er nooit kwam,

maar had kunnen gebeuren.

 

Zingen wil ik

van de niet te peilen

en onuitgesproken hoop

van onze kinderen.

 

Ja, zingen wil ik

geef niet op

en wanhoop nooit!

Want ieder uur,

elke minuut

begint ergens op aarde

een stralende morgen.

 


NIET DE VORSTEN

 

Niet de vorsten, niet de heersers,

niet wie uitverkoren lijkt, maar de herders zijn de

eersten die het grote nieuws bereikt.

 

Zo verlaten en verloren, zo

gewantrouwd als ze zijn , mogen

zei van vrede horen,

licht dat in het duister schijnt.

 

Zei die zo het heil verbeidden,

hoopten op gerechtigheid, mogen zich het eerst

verblijden over Jezus die bevrijdt.

 

Vrede is er voor de herders,

Jezus kiest partij voor hen, hoor,

Hij noemt zich zelf

een Herder Hij die hen bij name kent.

 

Hans Bouwma


PAASOCHTEND

 

Er bloeit voor wie het zien wil een gerucht

in stegen diepe dalen regenwouden

geurend bij dag lichtgevend in de nacht

het gaat van mens tot mens gemompeld en gezongen

 

het fladdert als een vlinder voor ons uit

ongrijpbaar als de wind die langs komt waaien

het gaat van uur tot uur van dag tot dag

dit oud gerucht van eeuw tot eeuw springlevend

 

het eerst hebben de vrouwen het gezegd

het graf is leeg wij hebben het gezien

sindsdien is het voortdurend door verteld

de heer is dood en toch is hij in leven

 

en elke ochtend ieder morgenrood

herinnert ons eraan de weg ligt open

naar een helderheid voorbij de dood

 

waar God ons lachend op zal nemen

 

Ed van Straten


ZAAI NIEUW ZAAD

 

God, doorploeg de aarde.

Trek de ploegschaar diep.

Keer de voren om en om.

Werp de harde, droge grond om.

Spaar kosten nog moeite,

zelfs niet als ik huil.

Zaai nieuw zaad

in de losse, doorploegde aarde.

Roep nieuwe bloemen tot leven

op de grond die vrij is

van dorre ranken en onkruid.


ZO STIL

 

Zo stil en diep het heelal waar sterren

in nevels vernachten, vanwaar het eens

komen zal: het heil, dat de mensen verwachten.

 

Zo stil en diep slaapt het zaad,

als de dood in duister geborgen, vanwaar het

ontluiken gaat tot een levend teken van morgen.

 

Zo stil is de diepe schoot waar het

Wonder groeit in geheimen, vanwaar het op

leven en dood

Zijn heil met de mensen komt rijmen.

 

Mieke de Jong


Ik denk de echte

 

dood is zo licht

als een veertje

dat je

wegblaast in een lucht

bol van zon

en dat schommelend verdwijnt

in het licht dat schijnt

alsof er in de verste verte

nooit een eind aan komt.


LEVEND BROOD

 

Brood,

levend brood,

waar je op kunt teren

je hele leven lang,

als je gelooft en hoopt

op Hem die het zal geven.

 

Brood,

levend brood,

altijd buigzaam en veranderlijk,

dat vrede brengt en liefde,

waar hardheid heerst en onbegrip;

waar koude is en eenzaamheid;

dat hulp brengt en hoop,

waar het leven stil staat,

en is verstard.

 

Jij bent dat brood,

dat leven geeft

aan de wereld om je heen.

Jij bent dat brood,

waar je elke dag om vraagt:

geen gewoon brood

maar met veel moeite

door jou gekneed en gevormd.

Heer, geef ons dagelijks dat brood,

want het wordt ons niet in de schoot geworpen.


ZOLANG WIJ ADEMHALEN

 

Zolang wij ademhalen schept gij in ons de kracht,

om zingend te vertalen waartoe wij zijn gedacht:

elkaar zijn wij gegeven tot kleur en samenklank.

De lofzang om het leven geeft stem aan onze dank.

 

Al is mijn stem gebroken; mijn adem zonder kracht,

het lied op ander lippen draagt mij dan door de nacht.

Door ademnood bevallen of in verdriet verstilt

het lied van uw verlangen heeft mij aan het licht getild!

 

Het donker kan verbleken door psalmen in de nacht.

De muren kunnen vallen: zing dat uit alle macht!

God, laat het nooit ontbreken aan hemelhoge zang,

waarvan de wijs ons teken! Dit lieve leven lang.

 

Ons lied wordt steeds gedragen door vleugels van de hoop.

Het stijgt de angst te boven om leven dat verloopt.

Het zingt van vergezichten, het ademt van uw geest.

In ons gezang mag lichten het komend bruiloftsfeest.

 


Aan bomen beken ik

mijn geboorte, het is waar

ik besta, ik herken

het licht en de smaak

van september in de lucht.

 

Maar ook dat ik verdwijn

is waar. Ik vervloei

in lege akkers, in

laag invallend licht; ik beken

dat ik verdwijn.

 

Tussen begin en einde

staat schaamte overeind.

Het potlood breekt zijn woord

Er valt niet te beschrijven.


Er wonen bedachtzame bomen

 

Er wonen bedachtzame bomen

in de winter van het land

 

Tot op het bot

hun kruinen doorgelicht,

de takken tekens

van zichtbaar gemis

 

staan zij in sneeuw

als in een droom

 

Verloren.


In de holte van het licht

 

In de holte

van het licht

past het allemaal

wel:

steen,

boom,

dier,

mens,

Alleen

slaat nu al

dodelijk licht daardoorheen.


Je huid onbestaande

 

Je huid onbestaande

je grenzen verloren

vervloei je in het land

je woedt Licht.

 

Je ziel over het landschap

uitgeschreven

word je eindelijk helemaal aards:

vervuld, volbracht, geoogst.

 

September is mateloos sterven

in onbegrijpelijk licht.


En dit:

 

dat wij de woorden

nog verdragen waarmee wij

namen

aan de dingen gaven

water, wolk en westenwind

tot daaraantoe

maar liefde, leven

en eeuwigheid te noemen

en dat verdragen


TEGEN HET GEKLEP

 

Ik wil tegen het geklep van mensen stilte laten luiden.

 

Ik wil tegen het gedreun van bommen dromen laten zoemen.

 

Ik wil tegen alle schijn van lichten schaduwen vertrouwen.

 

Ik wil voor die grote vloed van tranen vreugdemuren bouwen.


EINDELIJK JEZELF

 

Anders mag je zijn,

volslagen anders,

eindelijk jezelf.

 

Wat je bezielde,

wat je leven was,

het is voorbij,

 

vergeet het,

ontluisterend,

mensonterend was het.

 

Voel de geest

van Hem

die is opgestaan,

 

ontvlam, bloei op,

geef je over

aan de vreugde.

 

O, prijs je gelukkig,

want anders

volslagen anders

 

mag je zijn,

eindelijk jezelf.

 

Hans Bouma


ALFABET

 

A voor de avond en A voor de aarde

B voor de bomen en beemden en gaarden

C voor de circus- en cumuluswolken

en D voor alle dieren die ons deltaland bevolken

 

E voor de Egelantier en z n roosjes

F voor het fruit, de frambozen in doosjes

G voor de golven en voor de getijden

en H voor heldere hemel op de heuvels en de heide

 

I voor de iepen langs lanen en dijken

J voor de jaren die jachtig verstrijken

K voor de kerktorens en de kastelen

en L voor alle liedjes die de leeuweriken kwelen

 

M voor de molens die malen voor morgen

N voor de nacht over nevels en zorgen

voor het onkruid opzij van de kassen

en P voor alle padden langs de paden naar de plassen

 

Q voor de quota en quadriljoen vissen

R voor de Rijn die geen regen kan missen

S voor het strand en de sterren die stralen

en T graag voor mijn tuintje, met geen tonnen te betalen

 

U voor de uilen uit velden en bossen

V voor de vleermuizen, vlinders, en vossen

W voor de wind, die weerbarstige waaier

en X voor alle giffen van Bee Aa Es EF en Bayer

IJ voor het ijs op de beken en meren

en Z voor zorg met hart en ziel

We zullen het proberen!

 

Ivo de Wijs


ZANDKASTELEN

 

Nu weet ik zeker

dat er niets verloren gaat

dat liefde een gegeven is

in alles gegeven

 

Wij zomerspelen met de vormen

kinderen aan het strand

taartjes en kastelen

 

de grote oceaan wist alles uit

zand blijft

zee blijft

ernstig als voor eeuwigheid

boetseren wij de bouwsels

 

Silvia Ley


DE ARME EN DE RIJKE DAGEN

 

IV

De wereld is een fluit met zoveel duizend monden.

En elkeen blaast zijn lied. En  't maakt een droef geluid

waarin ik niets van eigen klank heb weergevonden.

En Gij? Misschien hebt ge ook getikt aan meenge ruit

en werd ge als ik weer feestlijk wandelen gezonden.

 

Nochtans: ik heb gedroomd, gehoopt; en ik droeg boete.

 k Zag de Alpen, Vlaanderen en Straatsburg aan de Rijn.

Ik heb bemind. Ik sloeg de trommel in veel stoeten.

Ik pluisde in boeken die vol oude wijsheid zijn.

Ik heb gezocht, zo  t kan, met handen en met voeten.

 

En 't slot? Ik hield daaruit als onvervreemdbaar deel

den troost van  t eigen lied, wanneer ik stil gezeten,

des avonds, op den hogen berm een wijsje speel,

niet voor 't heelal en de eeuwigheid, maar slecht voor t heden.

Dat maakt me een blijden dag te meer. En dat is veel.

 

Richard Minne


                 

 

      de Rijn - collage 30 x 40 cm

    voor meer en ander werk zie http://landscape.mystiek.net

canandanann - 20-02-2006 18:04:04