Niemand heeft
verstand van God
geen knappe kop
die Hem in zijn
hoofd haalt,
geen generaal
die Hem in zijn
rijen inlijft,
geen dichter
die Hem in zijn
woorden vangt,
geen zanger
die een melodie
voor Hem vindt,
niemand spreekt
over God
of hij valt
door de mand,
alleen
het diepste in
een mens,
de angst
voor wat te
wachten staat,
verdriet
om wat verloren
is,
verlangen
naar wat nog
niet is
en wanhoop
dat het nooit
zal komen,
alleen
de
vreugdetranen nu en dan,
het stille
lachen,
verwondering
om het
leven,
alleen
dat diepste in
een mens
is groot en
klein
en stil genoeg
om God te
noemen
wij noemen Hem
wel
en zingen zijn
naam,
maar diep
blijft Hij
verborgen.
Als je maar
ziet
wat er te zien
valt.
Als je maar
niet vervreemdt,
langzaam
dichtslibt.
Ogen heb je,
ogen in je
hoofd,
ogen in je
ziel.
Als je je maar
verwondert.
Het licht, het
water, alles
had er ook niet
kunnen zijn.
Je verwondert.
Zolang je je
verwondert,
leef je, ben je
mens.
Vrij naar
Wolfgang Borchert
Dan is er
slechts een ding
Jij, man aan de
machine en man in de werkplaats.
Wanneer ze je
morgen bevelen dat je geen kranen en geen ketels
meer moet
maken, maar helmen en machinegeweren, dan is er
slechts een
ding: zeg neen.
Jij,
meisje,
achter het bureau en achter de toonbank. Als ze
je morgen
bevelen dat je granaten moet vullen en kijkers moet
monteren voor
scherpschuttersgeweren, dan is er slechts een
ding: zeg
neen.
Jij, eigenaar
van een fabriek. Als ze je morgen bevelen, je
moet i.p.v.
poeder en cacao kruit verkopen, dan is er slechts
een ding: zeg
neen.
Jij,
onderzoeker in het laboratorium. Als ze je morgen bevelen
dat je een
nieuwe dood moet uitvinden tegen het oude leven,
dan is er
slechts een ding: zeg neen.
Jij, dichter in
je kamer. Als ze je morgen bevelen om haatlie-
deren te
schrijven, dan is er slechts een ding: zeg neen.
Jij, arts in
het ziekenhuis. Als ze je morgen bevelen om
mensen goed te
keuren voor de oorlog, dan is er slechts een
ding: zeg
neen.
Jij,
dominee,
priester op de preekstoel, als ze je morgen
bevelen om de
moord te zegenen en de oorlog heilig te spreken,
dan is er
slechts een ding: zeg neen.
Jij, kapitein
op het schip. Als ze je morgen bevelen dat je
geen tarwe moet
transporteren, maar kanonnen en tanks, dan is
er slechts een
ding: zeg neen.
Jij, piloot op
het vliegveld. Als ze je morgen bevelen om
bommen te
werpen dan is er slechts een ding: zeg neen.
Jij, kleermaker
in je werkplaats. Als ze je morgen bevelen om
uniformen te
maken, dan is er slechts een ding: zeg neen.
Jij, rechter
achter je rechtertafel. Als ze je morgen bevelen
om naar het
krijgsgerecht te gaan, dan is er maar een ding:
zeg
neen.
Jij, moeder in
Nederland, in Duitsland en Frankrijk, en overal
op de wereld.
Moeders van alle landen, als ze jullie morgen
bevelen om
kinderen te baren, voor oorlogslazaretten en nieuwe
soldaten voor
gevechten, moeders in deze wereld, dan is er
slechts een
ding: zeg neen. Moeders zeg neen!
Want, als
jullie geen neen zeggen, moeders dan zal de laatste
mens geslagen
en getekend door al het lijden, met verpeste
longen en
bloedende wonden, eenzaam over een stinkende aarde
zwerven, strompelend over wegen vol met puin, tussen massagraven de laatste
mens, waanzinnig, klagend en angstig en vragend
WAAROM?
Maar niemand
zal hem antwoord geven. De klank zal wegsterven
over ru‹nes
en bergen afval, de klank zal gedempt worden in
putten vol
bloed, zonder antwoord, de laatste wanhoopschreeuw
van het laatste dier mens. Al dit zal gebeuren, morgen, misschien morgen,
misschien reeds vannacht, als, jullie niet neen
zeggen!
God heeft de
aarde gemaakt voor de mensen
en de mensen
voor de aarde
ze zijn voor
elkaar geschapen
de aarde en de
mensen horen bij elkaar
God heeft het
licht gemaakt voor de mensen
en de mensen
voor het licht
ze zijn voor
elkaar geschapen
het licht en de
mensen horen bij elkaar
God heeft de
mensen gemaakt voor de mensen
ze worden voor
elkaar geboren
ze zijn voor
elkaar geschapen
op de aarde
horen mensen bij elkaar
God wil niet
dat sterke mensen rijk zijn
en rijke mensen
sterk
hij wil niet
dat zwakke mensen arm zijn
en arme mensen
zwak
God wil niet
dat andere mensen anders zijn
hij heeft de
mensen voor elkaar geschapen
ze worden voor
elkaar geboren
om op de aarde
mens te zijn
God wil dat
mensen samen zijn met mensen
samen wonen
samen werken samen leven
dat mensen niet
elkaar bedreigen maar beschermen
als in een tuin
waar alles veilig is
Er moet een
tuin zijn voor de merel,
er moet een
boom zijn voor de specht.
Er moet een
plek zijn op de wereld
waar niemand
met je vecht.
Er moet een
land zijn voor de mensen,
er moet een
huis zijn of een tent.
Er moet een
plek zijn op de wereld
waar je altijd
veilig bent.
Er moeten
mensen zijn als vogels,
zo vrij op
straat of in de lucht.
Er mag geen
angst meer zijn voor kogels
en niemand meer
die vlucht.
Er mag een plek
zijn om te blijven,
er mag een plek
zijn om te gaan.
Dan heb je
vleugels om te drijven,
een been om op
te staan.
was de aarde
vol van mensen
en de mensen
waren vol van zichzelf
belangrijke
mensen voelden zich belangrijk
betere mensen
voelden zich beter
steeds minder
mensen waren veilig voor mensen
grote mensen
sloegen kleine mensen
sterke mensen
doodden zwakke mensen
rijke mensen
kleedden arme mensen uit
niemand wist
van goed en kwaad
niemand dacht
aan toekomst of verleden
niemand kon
zich iets herinneren van de tuin
waar mensen de
herinnering zijn kwijtgeraakt
aan de eenheid
van alles wat tot leven kwam
waar de
schepping namen draagt als
eerste wereld
tweede wereld derde wereld
waar de aarde
wordt gevierendeeld
in oost en west
en noord en zuid
waar zij
uiteenvalt in vijf werelddelen
daar komt het
water aan de lippen
waar mensen
alleenrecht ontlenen aan geboortegrond
en zich
terugtrekken op een eiland van behoud
waar mensen de
grenzen van hun solidariteit bewaken
paal en perk
stellen aan de marges van gastvrijheid
waar mensen hun
terrein afbakenen
en vijandschap
verbinden aan hun vlag
waar mensen
mensen niet verdragen
daar komt het
water aan de lippen
waar mensen
hoogmoedig en grootsprakig zijn
hardhoofdig
hardhuidig hardhandig
waar mensen
hardleers zijn en hardhorend
en
misverstanden over mensen hardnekkig
waar mensen
houvast in waanidee‰n vinden
en de milde
wind wordt weggewuifd
waar het
stuifzand heerst van de hetze
daar komt het
water aan de lippen
in de dagen van
noach
waren er reuzen
op aarde
je kon merken
dat er verschil was
tussen mensen
en mensen
in de dagen van
noach
waren er reuzen
op aarde
je zag het voor
je ogen gebeuren
dat mensen niet
opgewassen waren tegen mensen
in de dagen van
noach
waren er reuzen
op aarde
je kon er op
wachten
de dag dat
mensen mensen zouden verslinden
daar heb je
geen keuze,
je moet er wel
flink zijn
of je valt uit
de boot.
Want ben je
niet groot
in het land van
de reuzen,
dan kan dat
heel link zijn
in het land van
de reuzen.
In het land van
de reuzen
daar schreeuwen
ze leuzen,
en die daar
niet horen
krijgen ook
niet de kans.
Want ben je
niet mans
in het land van
de reuzen
dan ben je
verloren
in het land van
de reuzen.
In het land van
de reuzen
daar telt men
de neuzen,
daar telt men
de monden
met het mes op
de keel.
En ben je te
veel
in het land van
de reuzen
dan word je
verslonden
in het land van
de reuzen.
in de dagen van
Noach
kwam het water
aan de lippen
het water
verslond de grote sterke mensen
die zelf de
kleine zwakke mensen hadden verslonden
het water
verslond de reuzen
in de dagen van
Noach
kwam het water
aan de lippen
niemand deed
zijn mond open toen het nog kon
niemand
waarschuwde toen het nog niet te laat was
niemand greep
in toen het water om zich heen greep
in de dagen van
Noach
komt het water
aan de lippen
wie doet zijn
mond open nu het nog kan?
wie waarschuwt
nu het nog niet te laat is?
wie grijpt in
nu het water om zich heen grijpt?
Waar mensen
stranden op de klippen
van haat,
racisme en geweld,
daar komt het
water aan de lippen,
daar wordt een
leven niet geteld.
Hoelang nog
zullen mensen zwijgen?
Hoelang moet
onrecht verder gaan?
Hoe hoog nog
moet het water stijgen
voordat er
iemand op zal staan?
Het water aan
de lippen,
het water aan
de lippen
sla de golven
keer de vloed,
al ontbreekt je
soms de moed.
Het komt
voorbij de klippen,
het komt
voorbij de klippen
iemand die het
temmen moet
en het tij weer
keren doet.
Wie duldt het
water op Gods akker?
Wie ziet de
ramp die mensen treft?
Of ligt geen
mens van zoiets wakker?
Wie is het die
zijn stem verheft?
Hoe kunnen
mensen het verzinnen -
geweld gaat
nooit vanzelf voorbij.
Bij iemand moet
het eens beginnen,
bij
mensenkinderen zoals wij.
toen het water
aan de lippen kwam
en voorbij de
hoogste klippen kwam
leek de aarde
voor altijd verloren
diepe
duisternis lag over de vloed
alsof god de
aarde nooit gemaakt had
toen het water
aan de lippen kwam
en voorbij de
hoogste klippen kwam
zweefde gods
geest over de wateren
op zoek naar
een topje van de aarde
op zoek naar
een mens die geloofde
toen het water
aan de lippen kwam
en voorbij de
hoogste klippen kwam
vloog een vogel
boven de golven
op zoek naar
een sprankje leven
op zoek naar
een streepje licht
toen het water
aan de lippen kwam
en voorbij de
hoogste klippen kwam
bracht een duif
een takje bij noach
hij was iemand
die bleef geloven
toen geloven
bijna niet meer kon.
Noach bleef
geloven toen de regenvloed
heel de aarde
dompelde in tegenspoed.
Omdat hij bleef
geloven kwam hij de schrik te boven.
Eén zwaluw
maakt zomer, één duif niet gezwicht.
De droom van
één dromer wekt schaduw tot licht.
Jozef bleef
geloven toen het donker was,
dat de
morgenzon nog niet gezonken was.
In duisternis
gevangen
bleef hij naar
licht verlangen.
Mozes bleef
geloven, in de zandwoestijn,
dat er na de
bergen nog een land moest zijn.
Hoe
uitzichtloos de jaren,
hij bleef zijn
droom bewaren.
Wil je wel
geloven dat je dromen kan,
dat een nieuwe
aarde er nog komen kan.
Je komt de
schrik te boven
wanneer je
blijft geloven.
Waar het water
aan de lippen komt
maar mensen
blijven geloven in het licht
daar geloven
mensen in de schepper van het licht
daar komt de
regenboog aan de hemel
in alle kleuren
van de regenboog
als een brug
tussen de mensen en het licht
waar het water
aan de lippen komt
maar mensen
blijven geloven in de aarde
daar geloven
mensen in de schepper van de aarde
daar komt de
regenboog aan de hemel
in alle kleuren
van de regenboog
als een brug
tussen de mensen en de aarde
waar het water
aan de lippen komt
maar mensen
blijven geloven in mensen
daar geloven
mensen in de schepper van mensen
daar komt de
regenboog aan de hemel
in alle kleuren
van de regenboog
als een brug
tussen mensen en mensen
Ze zeggen: als
je anders bent
dan hoor je er
niet bij.
Ze doen alsof
je niemand bent
als je niet
bent als zij.
Maar kijk eens
naar de regenboog
Zie jij het
soms gebeuren
dat van de
zeven kleuren
bijvoorbeeld
rood of groen -
er een niet mee
mag doen?
Nee, de een
staat naast de ander
en ze zijn,
zoals je ziet
steeds
verbonden met elkander,
Kunnen mensen
dat dan niet?
Ze zeggen: als
je anders bent
dan doe je niet
normaal
Ze wijzen naar
je kleren en
ze lachten om
je taal.
Ze zeggen: als
je anders bent
dan kun je
beter gaan.
Alsof je nooit
geboren bent -
dat is toch
geen bestaan.
Waar tyrannie
is,
daar ís
tyrannie
niet alleen in
de loop van het geweer,
niet alleen in
gevangenissen,
niet alleen in
de folterkamer,
niet alleen in
het nachtelijk
roepen van de
bewaker,
er ís tyrannie
niet alleen in
het roetzwart
oplaaiend
requisitoir,
in de
bekentenis, in het
muur-morse van
gevangenen,
niet alleen in
de koude
uitspraak van
de rechter:
SCHULDIG - is
tyrannie,
niet alleen in
het militair
knetterende
GEEF ACHT EN VUUR,
niet alleen in
het tromgeroffel,
in de wijze
waarop het lijk
in de put wordt
gegooid,
niet alleen in
de tersluiks,
door half
geopende deuren,
schichtig,
gefluisterde
berichten,
in de vinger op
de lippen
die sst! zegt,
er ís tyrannie
niet alleen in
de ijzerhard
opgelegde
plooien van het gezicht
en in de daarin
zonder woorden
spartelende
schreeuw,
niet alleen in
de regen
van stomme
tranen waarin
de stilte
zwelt,
in opengesperde
pupillen,
er ís
tyrannie,
niet alleen in
de staande
honderdvoudig
gebulderde
hoera's en
liederen;
waar tyrannie
is,
daar ís
tyrannie
niet alleen in
de onvermoeibaar
klappende
handen,
in bazuinen en
opera's
en in de al
even leugenachtig
zingende
standbeelden,
de kleuren en
schilderijen,
apart in elke
omlijsting,
ja in het
penseel;
niet alleen in
de 's nachts
zacht glijdende
auto,
die stil
stopt voor een
portiek;
waar tyrannie
is, daar is zij
in alles,
alomtegenwoordig,
meer dan
vroeger je god,
er ís tyrannie
in de
kleuterschool,
in vaders raad,
in moeders
glimlach,
in het antwoord
dat het kind
aan
vreemdelingen geeft;
niet alleen in
prikkeldraad,
niet alleen in
de rijen
van de
verdovende
boeken en
woorden,
zij is in de
afscheidskus,
in de vraag van
de vrouw:
hoe laat kom je
thuis, liefste?
in het op
straat met regelmaat
opgedreunde HOE
GAAT HET,
in de handdruk,
die plotseling
slapper wordt
dan tevoren,
in het
bevriezend gezicht
van je
geliefde, in elke
afspraak die je
maakt,
niet alleen in
bekentenissen,
maar ook in de
verklaring,
de zoetheid der
liefde,
als een dode
vlieg in de wijn,
want je bent
niet alleen
in je dromen,
zij is er
in het
huwelijksbed en daarvoor al
in het
verlangen,
slechts wat zij
reeds bezat
is mooi genoeg
voor jou,
met háár heb
je geslapen,
zij is in bord
en glas,
in het oor, in
de mond,
in kou en in
duisternis,
buiten en in je
kamer,
alsof je raam
open stond,
de lijklucht
komt vrij naar binnen,
of ergens in
huis is de kraan
van het gas
niet gesloten,
als je praat
met jezelf,
is zíj de
andere spreker,
zelfs in je
verbeelding
zit je nog
vast,
de melkweg is
ook al anders:
een grensstrook
door zoeklicht
afgetast,
iedere ster
het raampje van
een verspieder,
de volle
sterrenhemel,
één groot
concentratiekamp;
want zij, de
tyrannie spreekt
uit de koorts,
uit het klokgelui,
uit de mond van
de pastoor,
bij wie je te
biecht gaat,
kapel,
parlement of pijnbank:
z¡j staat op
de planken,
knipper maar
niet met je ogen,
overal kijkt z¡j
je aan,
je hebt haar
onder de leden,
zij is je
herinnering,
de trein
repeteert
op de rails
'tyrannie',
in berglucht,
in zeelucht
adem je haar;
het bliksemt en
ze is daar,
in elke
onverwacht lawaai,
in licht en de
schok van het hart,
in de rust is
zij, in de
klem de
verveling
in het stromen
van de regen
een hek tot aan
de hemel toe,
in de sneeuw
die valt, zo
wit als de
celmuur,
zij ziet je aan
door de ogen van je hond,
en z¡j staat
achter elk doel,
dus ook achter
je morgen, achter
al je gebaren,
zoals de rivier
zijn loop
volg je en
schep je haar;
kijk je opzij?
- uit de spiegel
kijkt zíj je
weer aan,
zij gluurt en
je kunt niet weg,
je bent
gevangen en toch bewaker,
zij vreet zich
in, in de geur
van je tabak,
van je kleren,
tot in je
hersens;
je wilt je
bezinnen,
maar geen
andere zin
schiet je te
binnen,
je wilt wel
kijken, opzij,
maar je ziet
slechts wat
zíj jou
voortovert,
en door
lucifers
die je niet
tijdig
uitgedoofd
hebt, komt nu
de bosbrand; en
zij lét op jou
thuis, in de
fabriek, op het land,
en je voelt
niet meer,
wat leven is,
wat vlees is en brood,
wat morgen is,
wat wensen is,
wat je armen
openslaan is,
zo maakt en
draagt de slaaf
zijn eigen
boeien;
als je eet,
voed je haar,
je kind verwek
je voor haar,
waar tyrannie
is,
is iedereen
schakel;
ook jij
verspreidt haar geur,
zelf ben je ook
tyrannie;
wij gaan in den
blinde
als mollen in
de zon,
wij lopen
gevangen
in de Sahara,
want waar
tyrannie is,
is alles
vergeefs,
ook het lied,
het solide werk,
en zij staat al
bij voorbaat
aan je graf om
te zeggen
wie je geweest
bent,
ook je as moet
haar dienen.
Zou het niet
prachtig wezen,
als mannen
broeders waren,
en vrouwen
vrouwen zusters,
zusters en
broeders allen,
komend van de
verste verten,
om het ‚ne
brood te delen
in de schaduw
van de wijnstok,
ongeacht hun
kleur, hun bloed,
ongeacht hun
staat en stand,
een van geest
en een van goed.
Ja, prachtig
zou het wezen -
hoe krachtig
zou het spreken.
Een luxe voor
de wereld.
Eenling en
menigte,
zwerver en
landgenoot,
autochtoon,
allochtoon,
oudste en
jongste zoon -
allen veranderd
in broeders,
allen geworden
tot zusters.
Zusterschap,
broederschap.
Wat zou dat
prachtig zijn:
een weelde voor
het oog,
zalf op vijf
oude wonden,
de dauw op de
polder,
de sneeuw op de
bomen,
de schepping
opnieuw gedaan.
En de messias,
gekomen,
zou zeggen:
daar ben Ik al.
De aarde Gods
huis gemaakt.
De mensen
gezegend tot mensen.
Zij groeten
elkaar met: Shalom
bij Johannes
15
Is hier het
land gelegen
waarop God
heeft geplant
de wijngaard
van zijn zegen -
grond van de
zee verkregen,
een wonder van
zijn hand?
De wijnstok
uitgegraven,
verplant naar
Kana„n,
zou eens de
harten laven,
druiven die
wijnen gaven,
als de Messias
kwam.
Maar wie kent
de verwoester,
die kwam met
harde hand?
Wat God zo had
gekoesterd -
hoe trad hij
het met voeten:
een chaos werd
het land.
Slechts éé‚n
is er gebleven -
een wijnstok
als een stek
die sprak: Ik
leid tot leven,
dagelijks
doorgegeven
aan wie zich
aan mij hecht.
Gij ranken, gij
moogt weten,
dat gij het
leven houdt.
De wijngaard
lijkt op Eden -
daar geeft God
tot op heden
u vrucht in
honderdvoud.
'Het schept een
band
als je elkaar
onderweg ontmoet,
wist u dat?'
(Yasanuri
Kawabata - De duizend kraanvogels)
Waar liefde is en zorg om elkaar daar is het
goed wonen.
Waar gehuild
kan worden en gelachen,
daar kunnen
mensen leven.
Waar niets
verborgen hoeft te worden,
daar kan een
mens geborgen zijn.
Waar verdriet
en pijn wordt gedeeld,
daar worden
mensen een thuis voor elkaar.
Waar aandacht
is voor ieder,
daar kan ieder
groeien en opbloeien.
Waar mensen
elkaar behouden en verwarmen,
daar is men 't
liefste thuis.
Dat alles
willen wij elkaar wensen
voor dit
komende nieuwe werkjaar:
een thuis bij
elkaar -
geven wij
elkaar daartoe een hand
Als je denkt:
"ik ben verslagen" is de nederlaag een feit.
Als je denkt:
"'k zal niet versagen", win je op den duur de strijd.
Als je denkt:
"ik kan 't niet halen", is de tegenslag op til,
want het
overslaan der schalen, hangt voornamelijk af van wil.
Moedelozen gaan
ten onder, door hun twijfel, door hun vrees.
Vechters winnen
door een wonder, telkens weer de zwaarste
race. Denk
"ik kan het" en dan g t het.
Iedereen vindt
bij wilskracht baat
en in zaken
wint de daad het van nutteloos gepraat.
Als je jammert:
"ik ben zwakker dan mijn grote concurrent"
blijf je
levenslang de stakker, die je ongetwijfeld bent.
Niet de
Goliaths en de rijken tellen in het kamp voor zes,
maar de fermen,
die niet wijken, hebben vroeg of laat succes.
gevonden in de
oude St. Pauluskerk te Baltimore (gedateerd 1692)
Op zondag
luister ik aandachtig naar de preek,
ik hoor de
boodschap aan,
de opdracht
voor de nieuwe week.
Op maandag is
mijn voornemen helaas vergeten,
de was moet nog
gedaan en wat zullen we eten?
Op dinsdag is
er ruzie en ik zoek eerst mijn recht,
daarom heb ik
die dag niets vriendelijks gezegd.
Op woensdag
veel te doen, ik moet me danig haasten,
ik kan nog niet
beginnen aan het beminnen van mijn naasten.
Op donderdag
ben ik moe, ik had een slapeloze nacht.
'Bemin uw
naaste als uzelf',
ik heb toen aan
mezelf gedacht.
Op vrijdag ben
ik het echt van plan,
aan mij heeft
het dus niet gelegen,
maar ik kan
niet aardig zijn
want alles zit
me tegen.
Op zaterdag
omhels ik heel de wereld,
maar ik zeg er
eerlijk bij:
't kwam niet
uit mezelf,
een medemens
was hartelijk voor mij.
Op zondag
luister ik altijd naar de preek,
ik hoor de
boodschap aan,
de opdracht
voor de nieuwe week...
'Wanneer
ik naar een brandende kaars kijk...'
Ik denk bij
mezelf:
Ze geeft licht
en ik?
Ik bedenk:
Ze geeft licht
zonder veel lawaai
en ik?
Ik voel:
Ze geeft warmte
en ik?
Ik zeg tot
mezelf:
Ze brandt tot
het laatste moment
en ik?
Ik denk bij
mezelf:
Ze aanvaardt de
vlam van anderen gekregen
en ik?
Ik denk: Altijd
is ze bereid haar vlam
aan anderen
door te geven
en ik?
Ik zeg tot
mezelf:
Door haar vuur
te geven
behoort ze niet
meer tot zichzelf,
maar ze
vermeerdert het licht
en de gloed,
waar allen van
genieten...
EN IK?
's Avonds als
ik slapen ga,
volgen mij
veertien engeltjes na.
Twee aan mijn
hoofdeind',
twee aan mijn
voeteind',
twee aan mijn
rechterzij,
twee aan mijn
linkerzij,
twee die mij
dekken,
twee die mij
wekken,
twee die mij
wijzen
naar des hemels
paradijze.
|
voor meer en ander werk zie http://landscape.mystiek.netcanandanann - 20-02-2006 18:04:06 |