Een horizon
waarachter
niets en niemand
kwijt zal raken
of verloren -
het oude
landschap van je ziel,
bewaard in
stille nevel:
het grasland en
de sloten; de heuvels;
twijgjes aan
oude bomen;
de lage zon,
scherende over rivierenland.
Het oude hopen
en het oud verlangen
dat je zult
rusten, omdat beloofd is
dat je rusten
mag.
Zie: alles is
voor even haast volmaakt;
het scheiden en
het afscheid zijn voorbij
en alle dingen
liggen klaar.
Hij heeft
gezegd:
ik wacht altijd
totdat je komt.
Klein mensen
kind, gezegende,
speel voor mijn
Aangezicht.
Voorbij de
wereld en de tijd
zal ik er zijn;
wees niet
alleen,
blijf bij
elkaar
totdat ik kom,
heeft Hij gezegd. Ze zoeken U
overal,
en zeggen U,
en U alléén,
te vinden -
daar en hier,
in tempels,
kerken en
paleizen.
Vertwijfeld ben
ik in een kerk
en ook in mijn
gebed.
Alleen een lied
vertrouwt en
zingt het
niet -
vertwijfelde 'O God van mijn verlangen'.
Naar U verlang
ik
zo ik kan
verlangen naar mensen om mij heen.
Naar U verlang
ik
zo ik kan
verlangen naar mijn kind en naar mijn lief.
Waar niemand
weet
of U ook woont
in zulk verlangen,
blijft dit verlangen diepste grond van mijn bestaan. Dat ik aarde
zou bewonen
niet op
vleugels als een arend,
niet in schemer
als een nachtuil,
niet
kortstondig als een bloem
niet op vinnen
onder water,
niet gejaagd en
niet de jager,
niet op hoeven,
niet met klauwen,
maar op voeten
twee
om de verte te
belopen,
om de horizon
te halen -
en met handen
die wat kunnen:
kappen,
ruimen, zaaien, oogsten;
met een neus
vol levensadem,
met een buik
vol van begeerten,
met een hoofd
niet in de wolken,
wel geheven
naar de zon
om te overzien
die aarde,
haar te hoeden
als een kudde,
haar te dienen
als een akker,
en te noemen
bij haar naam.
Dat ik ben,
niet meer of minder,
dan een mens,
een kind van
mensen,
één van velen,
één met allen,
groot en nietig,
weerloos vrij
om te zijn
elkaar tot zegen,
om te gaan een
weg van dagen,
liefdes weg,
die ooit zal leiden
naar een
menselijk bestaan.
Genesis 1-2
Huub Oosterhuis
je ademt leven
uit
je ademt naar
anderen toe
met je woorden,
je lachen
je zingen
je huilen
je klagen
die
adem, dat
ben jij zelf.
Het is jouw
levensadem.
De Geest van
God
is als de adem
die uitademt
naar ons toe
En wij mogen
die Geest van God
weer inademen.
Maar je moet
het zelf willen.
De Geest van
God
is een goede
geest.
Hij zet mensen
in beweging
Hij maakt
mensen vurig
Hij zet hen in
vuur en vlam.
En wat doen ze
dan, die mensen?
Ze maken een
nieuwe wereld.
Ze troosten
waar verdriet is.
Ze geven waar
gebrek is.
Ze luisteren
waar nood is.
Ze bevrijden
waar slavernij is.
Zegen en
dansen.
Soms komen ze
samen
dan bidden ze
tot God
en vragen
opnieuw om zijn Geest.
Ik zit brood
te rijmen
op dood
en wijn
op rein.
Al het on-
gerijmde
dat ik heb
bedreven,
zie ik hier
bij brood
bij wijn
vergeven.
G.
Boogaard
Je kunt de
eerste toon zijn in een lied
waardoor alle
grenzen vergeten worden
wees niet bang
wees niet bang
ook wanneer de
toon amper klinkt
wees niet bang
Je kunt de
eerst vonk zijn voor een vuur
dat alle wapens
tot ploegen omsmelt
wees niet bang
wees niet bang
ook wanneer de
tegenwind je striemt
wees niet bang
Je kunt de
eerste graankorrel zijn op en akker
die alle handen
vullen zal met brood
wees niet bang
ook wanneer het
land vol stenen zit
wees niet bang
wees niet bang
Je kunt de
eerste druppel zijn voor een bron
die in de
woestijn levensliederen zingt
wees niet bang
ook wanneer de
wolk nog zwijgt
wees niet bang
wees niet bang
Je kunt de
eerst pas zijn voor een dans
die alle voeten
leidt naar God
wees niet bang
ook wanneer je
voet nog struikelt
wees niet bang
wees niet bang
op de snijtafel
gelegd
door
specialisten
onder handen
genomen
vakkundig
uit elkaar
gehaald
voorwerp
van
wetenschappelijk
onderzoek
geen mens meer
-
tenzij iemand
me nog herkent
tenzij iemand
nog jij tegen
me zegt
jij ja jou
H. Bouma
De nanacht
ademt als een zomerzee.
Vergeefs vraag
ik zijn ruisen door mij henen.
Gelijk een dode
ben ik zo alleen en
Mijn bloed
doorwoelt een onuitsprekelijk wee.
God, Die mij
kent, mijn schuld en mijn gemis,
Aanzie mij,
nimmer, nimmer was ik naakter,
Nimmer de nacht
bitterder en doorwaakter.
Geef mij de
vrede die in Christus is.
J.Eekhout
Iets wil ik aan
je doorgeven,
ik houd de deur
tussen ons open.
Ik kan het niet
zeggen,
ik ben alleen
blij
dat de deur
tussen ons openstaat.
David
Ignatow
Als hij komt,
de bezoeker,
de
nieuwsgierige, en jou ondervraagt,
beken hem dan,
dat je geen postzegels spaart,
geen
kleurenfoto's maakt,
geen cactussen
kweekt.
Dat je geen
huis hebt,
geen televisie,
geen kamerlinde.
Dat je niet
weet,
waarom je gaat
zitten schrijven,
wrevelig, omdat
je er geen plezier aan beleeft.
Dat je de zin
van het leven nog steeds niet
ontdekt hebt,
ofschoon je al oud bent.
Dat je van
iemand gehouden hebt, maar ontoereikend.
Dat je
gevochten hebt, maar met aarzelende armen.
Dat je op vele
plaatsen thuis was,
maar nergens
een vaste plek hebt om te wonen.
Dat je hunkert
naar de dood
en er
tegelijkertijd bang voor bent.
Dat je geen
ander voorbeeld geven kunt dan dit:
je staat nog
steeds open.
Marie Luise Kaschnitz
Naar iets
kijken
- tenminste als
je het wilt leren kennen -
betekent: er
lang naar kijken.
Naar dit groen
kijken en zeggen
'Ik heb de
lente gezien in deze bossen',
dat werkt niet.
Wat je ziet,
moet je zijn.
Je moet de
donkere slangenstengels
zijn en de
varen - veren van blaren,
je moet kruipen
in
de kleine
stiltes tussen
de blaren,
je moet er de
tijd voor nemen
en de vrede
zelf aanraken
waaruit zij
voortkomen.
John Moffit
Het water
brengt het eerste licht
en sijpelt door
de kieren heen
de nacht
ontkracht
de morgen wacht
-
een samenballen
in 't verschiet
wat afgesloten
leek
voorgoed
voorbij
krijgt nu een
nieuwe kans
daar komen
zij...
een hoofd vol
nacht
en handen vol
belofte
zij strelen
zacht
de steen die
wacht
die sloot
wat op hen
wachtte
een
engelengestalt
duidt de plek
die was:
een tombe voor
de nacht
hun ogen dwalen
nu,
-
nog vol van tranen -
van donker naar
het licht...
en omgekeerd...
het hart, dat
slaat,
dat plotseling
weet:
hij leeft voor
mij
een nieuwe
ochtend
bloeit langzaam
open...
"Ik zal
geen onkruid strooien op de akkers
die Gij met
korrels liefde hebt bezaaid.
Ik zal het
onkruid tussen mensen
niet hardhandig
uitroeien,
want Gij alleen
draagt het hart in uw ogen
en peilt wat
goed en kwaad is
in een
mensenleven.
Gij zijt
barmhartigheid.
De kleine mens
is groot voor U,
de zondaar is U
even lief
als wie geen
smet draagt op zijn handen.
Gij houdt het
stil
wat Gij van
mensen weet
en ongezien en
onverwacht
redt Gij
verdwaalde schapen uit de doornen.
Pas als de
zomer op zijn hoogste is
en Gij de oogst
gaat binnenhalen
zal ik het
weten:
wat mensen zijn
geweest voor U
en wat Gij in
barmhartigheid
van mij
verdragen hebt;
want ik ben
klein en zondig
door de tijd
gegaan,-
ik mocht zo
zijn van U,
van mensen
niet,
van U alleen,
zachte Herder.
Gij kent het
onkruid dat ik in mij draag,
wil mij toch
sparen
terwille van de
tarwe
van mijn goede
wil,
want ik begeer
met hart en ziel
een minzaam
mens
en welgevallig
in uw oog te
zijn.
Als ik in
doornen ben verstrikt,
zal ik
vertrouwvol wachten
tot Gij komt
en mijn
gekwetste leven
op uw schouder
neemt.
In U geloof ik,
Herder van de
honderd schapen".
M.
WEEMAES,
"Een
kindje had een vaas van duur kristal
gebroken,
Val
Saint-Lambert.
Scherven en
tranen,
alleen nog
verdriet.
De moeder
raapte de scherven op,
tilde haar
kindje op de arm
en plukte
bloemen in de tuin,
en heerlijke
ruiker
in een
mengeling van kleuren,
de armen van
het kindje vol.
Op enkele
bloemen
hlonk een
saffieren kindertraan.
En de moeder
zei:
Kindje, huil
niet meer,
de vaas diende
alleen maar
om bloemen in
te zetten.
Maar nu draag
jij de bloemen
en ik draag
jou!
Kom,
we
spelen'vaas',
jij en ik.
Zing je iets?
Gelukkig kind!
Als je groot
bent zal ik je vragen:
Wie is God?
En je zal
antwoorden:
lemand die
scherven opraapt
als ik iets
gebroken heb,
lemand die met
mij bloemen plukt,
die mij draagt,
die mij vraagt:
zing je
iets?"
M. WEEMAES
Jouw handen
scheppen mijn lichaam
jouw mond ademt
leven in mij
mijn gezicht
schijnt in jouw ogen
jij noemt mij
bij mijn naam
Hoe zou ik
alleen kunnen schijnen?
Alleen ben ik
in duisternis
alleen
ongevormde kluit aarde
alleen besta ik
niet
Eva Toth
I
Soms ga je door
het water voor me uit
en moet ik
waden tot mijn benen zwaar zijn.
Mijn voeten
zakken in het slik en willen
heimelijk met
het zand versmelten.
Daaronder is
geen grond, maar jij
gaat voor mij
uit.
II
Soms leer je me
de weg, die is
eenvoudig
lichtovergoten - als de morgen
van een zondag
in Frankrijk. We kijken
tegen de zon
in. We horen de kleinste vogels
in donkere
struiken -
dit is alles.
III
Soms ben je er
niet. Dan heeft de weg
zich in de
grond verborgen.
Waar ik maar
voeten in de aarde zet
ontstaat een
spoor. Toch zie ik hier
geen teken van
de weg.
Renee van
Riessen
Langs de
bochtige oever
van het
wielende water
leeft op
sommige plaatsen
verscholen
terzijde
een bijna
stilstaan
een helder
verbeiden
er rijst uit de
bodem
een als
stilstaand bewegen
van
doorzichtige wellen
van water in
water
in vrede Zich
mengend
zo wezenlijk
een
dat wie toeziet
verlangen
zou water te
worden
met water
gemeen
Inge Lievaart
Als het paars
der petunia's langzaam zwart wordt
en het witte
sneeuwkleed lange tijd wit blijft
de poes
binnenkomt, de wolken vergrijzen
dan is het tijd
om je dichter te voelen
Niet zomaar
dichter maar dichter bij iets
bij God
bijvoorbeeld of bij het eigen ik
bij je vrouw,
bij je vriend, bij je tuin
bij het klein
heelal van je omgeving
Dichter bij het
Wonder de Avondwind
dichter bij de
lichtende avondster
vlakbij de late
merel en de vroege vleermuis
pal bij de maan
en het sterrendak
O de schemering
is als een goede bekende
die aanschikt
aan tafel en kaarslicht ontsteekt
slagschaduw
aanbrengt, contouren vervaagt
kortom een
goede vriend van de stilte der avond.
Kees Winkler
Het water
vertelt haar verhaal
zo dichtbij mjn
oor
zo dichtbij
verstaan
dat ik stil
word
al stiller van
binnen
verlangend dat
het raken zal aan mijn hart
het raakt mij -
en laat mij
laat de
vliesdunne afstand
die nog tussen
ons is
niet overwinnen.
Inge Lievaart
Diep in onszelf
dragen we hoop
als dat niet
het geval is,
is er geen
hoop.
Hoop is een
kwaliteit van de ziel
en hangt niet
af
van wat er in
de wereld gebeurt.
Hoop is niet
voorspelbaar
of vooruitzien.
Het is een
gerichtheid van de geest,
een gerichtheid
van het hart,
voorbij de
horizon verankerd.
Hoop in deze
diepe en krachtige betekenis
is niet
hetzelfde als vreugde,
omdat alles
goed gaat
of bereidheid
je in te zetten
voor wat succes
heeft.
Hoop is ergens
voor werken
omdat het goed
is,
niet alleen
omdat het kans
van slagen heeft.
Hoop is niet
hetzelfde als optimisme
evenmin de
overtuiging
dat iets goed
zal aflopen
wel de
zekerheid dat iets zinvol is
onafgezien van
de afloop,
het resultaat.
V. Havel
Onze grootste
angst is niet, dat we onvolmaakt zijn.
Onze grootste
angst is, dat we mateloos krachtig zijn.
Het is ons
licht, niet onze schaduw, die ons het
meest
beangstigt We vragen onszelf: wie ben ik om
briljant te
zijn, talentvol, fantastisch?
Maar: wie ben
jij om dat niet te zijn? Je bent een
kind van God. Als je
je onbelangrijk voordoet,
bewijs je de
wereld geen dienst Er is niets verlichts
aan jezelf
klein te maken, opdat andere mensen
zich bij jou
niet onzeker voelen.
We zijn
allemaal bedoeld om te stralen als kinderen.
We zijn geboren
om de glorie van God, die in ons is,
te openbaren.
Die is niet alleen maar in sommigen
van ons; die is
in iedereen.
En als wij ons
licht laten stralen, geven we onbewust
andere mensen
toestemming hetzelfde te doen.
Als wij bevrijd
zijn van onze eigen angst bevrijdt
onze
aanwezigheid vanzelf anderen
Nelson Mandela
Ik ben niet het
denken, het ego, de rede, en ook niet gedacht,
Ik ben niet te
horen, te zien of te ruiken, kan niet onder woorden
gebracht:
Ik ben niet te
vinden in licht en in wind, niet in lucht of in aarde -
Bewustzijn,
vreugde, Verrukking van de Verrukte is al mijn waarde.
Ik draag geen
naam, bezit geen leven en adem geen lucht,
Geen element
vormt mij en geen lichaam is mijn toevlucht:
Ik spreek niet,
heb handen noch voeten, onderga geen groei -
Bewustzijn en
vreugde ben ik, Verrukking in chaos en bloei.
Ik ken haat
noch hartstocht, raak niet door waan uit de koers,
Geen spoortje
trots is in mij, ik word dus nimmer jaloers:
eik niet naar
geloof en geloof niet in rijkdom -
Bewustzijn ben
ik en vreugde, Verrukking tooit mij rondom.
Goed en kwaad,
pijn en plezier gaan mij niet aan,
Noch heilige
boeken, offers, gebed, ter bedevaart gaan:
Ik ben niet het
voedsel, niet eten, niet degene die eet -
Bewustzijn en
vreugde, Verrukking van de Verrukte is al wat ik weet.
Ik vrees niet
de dood, ras of afkomst kende ik nooit,
Geen ouder
noemde me kind, geen geboorteband bond me ooit:
Ik ben leraar
noch leerling, heb vriend noch familie -
Bewustzijn ben
ik en vreugde, Verrukking is al wat ik zie.
Ik ben niet het
kennen, de kennis, de kenner, mijn vorm heeft geen
vorm,
ik verblijf in
de zinnen, maar ze zijn noch mijn huis noch mijn norm:
Altijd sereen
in evenwicht, ben ik noch vrij noch gebonden -
Bewustzijn ben
ik en vreugde, in Verrukking word ik gevonden.
Wij kronen u
zelden meer met rozen
noemen U
nauwelijks nog Sterre der Zee.
Toch hebben wij
U als voorbeeld gekozen.
Want ook voor
ons heeft U alles nog mee.
Ons spreekt het
aan dat U het riskeerde,
zonder
begeleiding op tocht te gaan.
Was het uw
moeder die het U leerde,
of had U van
binnen een stem verstaan?
Had U geen
vrees om zo alleen te lopen,
voelde U zich
niet door gevaren bedreigd?
Of had U de
rust van degenen die hopen
dat wie erin
gelooft bijstand verkrijgt?
Lieve Maria, U
wordt niet vergeten.
Wij hebben van
U een eigentijds beeld.
Vrouwe der
mantelzorg mag U van ons heten.
Weet U, dat U
zo ons aller harten steelt?
Joke Forceville-van Rossum
Om wat was-
oorspronkelijk
en bezield,
golvend als de
zee,
hartgrondig als
een boom,
om wat was-
ook al versleet
het,
lekte het weg,
vond het een
einde,
door tranen
heen
bl¡jven
spreken van geluk.
Omdat j¡j het
was-
mens
zo
onherroepelijk mooi,
mens zo
onvergetelijk in bloei.
Hans Bouma
ANNE FRANK
Wel dood,
maar ze
geloofde,
visioenen
gloeiden in
haar ziel.
Wel dood,
maar ze hoopte,
dromen
vonkten in haar
ogen.
Wel dood,
maar ze had
lief,
vlammen
sloegen haar
uit.
Wel dood,
maar mens,
hoe vurig mens.
Dood?
Te laaiend,
te aanstekelijk
was zij-
onuitblusbaar.
Wie zo leeft,
leeft voorgoed.
Hans Bouma
Alles wordt
anders,
alles wordt
nieuw,
hemel wordt
aarde,
aarde wordt
hemel,
alles bloeit
open,
komt tot z'n
recht.
Geen honger
meer,
geen oorlog,
geen verdriet
meer,
geen bederf.
Geloof het,
zoals
de vogels het
geloven,
verwacht het,
zoals
de bomen het
verwachten.
Hans Bouma
Niet
dichtslibben,
niet vervagen.
Gevoelig
blijven
voor het licht,
het omhelzende,
koesterende
licht.
Niet
dichtslibben.
met de macht
van de hoop
geloven in het
leven-
het leven
dat zo in jou
gelooft.
Je hebt er een
naam voor,
een gezicht,
je bent er mens
voor.
Hans Bouma
Een boom
die je in
vertrouwen neemt,
jij mens zo
verwant.
Of een lied
dat je over
alle grenzen heen
met zich
meezingt
en je weer
thuisbrengt -
vervoerd,
volkomen helder,
transparant kom
je weer thuis.
Of een kind dat
als een lente
bij je inloopt,
uitloopt,
een kind dat je
in bloei zet.
Of een knipoog
van de zon,
een vleugje
tederheid,
een rimpeling
van liefde.
Je zult het
maar beleven.
Je leeft. Geluk
is je deel.
Hans Bouma
Waar niemand
mij vindt-
in het holst
van mijn naam,
aan de oever
van mijn
diepste droom,
tonen die mij
raken,
een melodie
die mij
koestert,
oneindig teder
koestert.
Hans Bouma
Onderschat
jezelf niet,
mens ben je,
onherroepelijk
mens,
mens
met een eigen
naam,
een eigen
gezicht,
mens
met een eigen
geheim.
Weet wat je
waard bent,
blijf trouw aan
jezelf,
verloochen
nooit
het landschap
van je ziel.
Hans Bouma
Val je uiteen,
verlies je
jezelf,
bid
om de
ontferming
van een bloem,
de
herbergzaamheid
van een boom,
bid
om de vrede
van een
gedicht,
de koestering
van een gezicht
-
of bid
om de tederheid
van de hemel,
de warmte, de
hand
van een God.
H. Bouma
|
voor meer en ander werk zie http://landscape.mystiek.netcanandanann - 20-02-2006 18:04:09 |