Jezus
als brood
zijt
Gij door de wereld gegaan,
als
licht hebt Gij U uitgedeeld,
goede
herder, mens onder mensen,
broeder
van ons - als een lam
zijt
Gij ter slachting geleid,
ons
leven hebt Gij geleefd,
ons
lot hebt Gij gedeeld,
onze
dood zijt Gij gestorven,
wij
mensen leven voor onszelf,
wij
misgunnen elkaar het geluk,
slechte
herders zijn wij,
andermans
nood doet ons deugd,
zijn
pijn is onze genezing,
zijn
dood ons brood,
o
Heer, erbarm U over ons,
wij
leven ons eigen leven,
sterven
wij ons eigen dood?
Bomen
roepend
om een naam
dieren
hijgend
naar een stem
schepping
happend
naar adem
schepping
kreunend
om voltooiing
langzaam
word ik Adam
roep
namen om me heen
ga
rond met mijn adem
geef
mijn stem
mijn
hart aan al wat leeft
langzaam
word ik Adam
tong
der schepping
het
verlossend woord
langzaam
word ik mens
Wereld
van steen
aarde
onder de voet gelopen
nergens
vaste grond
maar
woorden
gaan
over en weer
wereld
van steen
je
wordt er koud van
je
hapt naar adem
maar
handen die strelen
kinderen
die spelen
wereld
van steen
maar
mensen
warm
van liefde
stenen
worden brood
straten
bloeien open
flats
gaan ademen
Een
herder is hij
een
man van woorden
een
mens onder mensen
behoedzaam
noemt
hij hun naam
spreekt
hij hen uit
naar
het droge
het
lieve zinsverband
de
lieve vrede
zondags
klimt
hij in de boom
gevaarlijk
spel
maar
het moet
het
verhaal verteld
het
hoge woord eruit
hij
is ademloos
veel
wind gevangen
hij
beeft als een riet
Leven
als de bomen,
trouw
en aardsgezind,
bij
het water wonen,
leven
van de wind.
Hemelhoog
geloven,
leven
uit ťťn stuk,
ademnood
te boven,
onverdeeld
geluk.
Leven
als de bomen,
God
heeft hen geplant,
leven
om te loven,
leven
uit Gods hand.
Op
de lente hopen,
weten
van de herfst,
dromen
van de zomer,
leven
dat niet sterft.
Toevlucht
van de vogels,
schaduw,
onderdak,
huis
van mededogen,
liefde
wijdvertakt.
Leven
als de bomen,
zingen
voor je God,
levenslang
geloven,
vaste
voet aan grond.
Geloven
dat ligt mij niet
m'n
handen staan er niet naar
m'n
hart klopt er niet naar
je
leeft maar boven je macht
je
gaat maar in tegen de draad van je bloed
je
snijdt jezelf maar de pas af
gelovend
ben ik een vis op het droge
een
vogel zonder vleugels
een
man zonder gezicht
je
gaat er onderdoor
je
slaat de hand aan jezelf
je
maakt van je hart een moordkuil
nee
geloven ligt me niet
ik
wil wat voorhanden is
God
is mij te ongrijpbaar
ik
wil iets naar mijn hart
God
is mij te riskant
wie
gelooft verloochent zichzelf
alle
menselijks is hem vreemd
hij
is een schimmige gestalte
zijn
handen zijn geen handen meer
zijn
hart is geen hart meer
hij
houdt op mens te zijn
nee
het ligt me niet geloven
ik
doe maar liever gewoon
ik
blijf maar liever mezelf.
Geloven
een
naam is over je uitgesproken
een
adem door je heen gegaan
een
stem bracht je ter sprake
langzaam
word je verstaanbaar
bloei
je op tot een lied
geloven
een
hand is op je gelegd
je
bent in beslag genomen
een
genezing is begonnen
langzaam
krijg je gestalte
word
je een lichaam van licht
geloven
een
oor heeft je opgevangen
je
bent ter harte genomen
langzaam
begin je te leven
word
je gereed tot liefde
geloven
een
oog heeft je ontdekt
een
blik je aan het licht gebracht
langzaam
ga je glanzen van aanzien
word
je onmiskenbaar
o
God ik geloof
uw
adem heeft mij bewogen
langzaam
word ik vrij voor U
langzaam
word ik mens.
Ik
word ouder... van gestalte en van geest.
Stijve
botten, stramme schouders...
vroeger
ben ik jong geweest.
Ik
word minder... minder gaaf en minder rap.
Allengs
ondervind ik hinder bij 't bestij
gen
van de trap.
Ik
word 'slechter'... slecht ter been, een slecht
gehoor,
banden worden minder
hecht...
Minder oog en minder oor.
Ik
word banger... Bang van hoogte, angst verwart.
Des
te ouder des te langer slaat
de
angst me om het hart.
Ik
word brozer... broos van stemming, ijl van klank.
Langzaam
wordt het leven
vozer...
ijler..., tegen wil en dank.
Ik
word ouder... van gestalte en van geest.
Grijze
haren, zonder tanden..., vroeger
ben
ik jong geweest.
Jeroen
Zijlstra
Wij
bidden om trouw. Dat wij ons niet
laten
scheiden van de liefde Gods
en
dat wij daarom vasthouden aan het
recht
van de minsten.
Dat
wij niet buigen, niet door de knieŽn gaan
voor
goden zonder hartzeer,
voor
machten zonder mededogen,
maar
dat wij ons blijvend hechten aan die Ene,
die
in ons open houdt de pijn om zijn
allerliefste
mensen die altijd weer in doodsnood zijn.
Wij
bidden om trouw.
Dat
wij blijven aan de zijde van hen
die
vechten voor voedsel en vrede.
Dat
wij met hen de duiven voeren en niet de haviken;
dat
wij daarom geen vertrouwen schenken aan de
machthebbers
in hun gang over lijken,
maar
dat wij wedden op de machtelozen in
hun
hang naar bevrijding.
Wij
bidden om trouw.
Dat
wij de scheiding niet toestaan
die
ons wordt aangepraat:
de
hongerlijders ver van onze tafels
en
de verdrukten ver
van
ons bed. Wij bidden om trouw.
Dat
wij niet scheiden wat onze God verbonden
heeft.
Dat wij niet wegvallen uit de
liefde
van de minsten der mensen.
Jan
van Opbergen
Wat
wij niet kunnen bedenken,
wat
alles te boven gaat,
God
geeft het ons - liefde
liefde
onvergankelijk,
duurzaam
geluk,
leven
voorgoed,
wij
delen in een geheim
dat
ons eeuwig maakt,
het
ene nodige,
zijn
Geest in ons hart,
vuur
in onze ogen,
warmte
in onze handen,
weg
van de liefde,
de
meest onvindbare weg,
wij
zijn vluchtige mensen,
Is
God een woord, een vreemd verhaal,
in
onverstaanbaar vreemde taal?
God
is een woord van het begin:
het
blaast de mensen leven in.
Is
God de vrucht van fantasie:
ik
zie, ik zie, wat jij niet ziet?
God
is de oorsprong van het licht:
Hij
geeft de mensen het gezicht.
Is
God de vlucht voor eenzaamheid:
een
wankel baken in de tijd?
God
is een groot en stil geheim
zolang
wij broze mensen zijn.
Is
God een vraag die niet verstomt
in
ieders hart, in ieders mond?
God
is voor ons levende stem:
een
mensenzoon, luistert naar Hem.
leven
langs elkaar heen, zoeken onszelf,
wij
lopen dood,
weg
van de liefde, de aangewezen weg,
weg
naar de ander,
een
gelukkig einde, een gelukkig begin,
de
Geest belooft het ons,
wie
liefheeft is een ander mens,
een
nieuwe schepping,
hij
is de toekomst.
een
weg naar toekomst uitgezet
langs
palen onder `t maaiveld van het leven.
Het
pad naar morgen maakt me stil,
maar
diep in het leven ingebed
worden
hoop en richting ons gegeven.
Rond
middernacht als alles donker is
daal
ik de trappen af naar ons verleden.
De
diepe kerkers zijn nog zonder licht
Ik
schuil een wijle; in een vensternis
heb
ik gehoopt, heb ik gebeden?
De
poort naar morgen voelt niet langer dicht.
In
stil gebed is er die Ander.
Juist
dan ervaar ik diep verbond;
op
tonen van de leegte valt de stilte in.
God
en mens gaan met elkander;
waar
ik mijn diepste wortels vond
ligt
gisteren naast nieuw begin.
Waarom
moet toekomst eruit zien als een geŽffend pad?
Gods
toekomst is een kruisweg.
Langs
de kant van de weg staan teksten als:
Wie
zijn leven wil behouden zal het verliezen,
wie
zijn leven - daarentegen - wil verliezen, zal het vinden.
Toekomst
is verleden
Winst
is verlies
Dood
is leven
Je
weet niet waar je uitkomt
als
je je laat leiden door die mens.
In
elk geval bij je eigen bron, waaruit je kracht kunt putten om n
mens
te worden en anderen meer mens te maken.
Eerder
bij de arme dan bij de rijke.
Niet
bij de grote, maar bij de kleine;
niet
bij de sterke, maar bij de kwetsbare.
En
tenslotte: niet bij de dood, maar bij het leven.
De
dromen voor de toekomst zijn als regen;
de
verdamping van onze wensen die we opzenden naar boven
Ze
komen terug als regen die we opvangen,
met
onze eigen handen.
De
toekomst is niet meer wat zij geweest is.
De
toekomst is wat geweest is
en
wat daaruit worden kan.
Een
sprong in het duister.
Een
sprong in het licht.
Na
vijftig jaar is zij bij haar man weggegaan.
Zoals
zo vaak was drank de oorzaak
van
een jarenlange lijdensweg,
die
onvermijdelijk op scheiding uit moest lopen.
Wat
overblijft zijn herinneringen aan de tijd,
dat
alles nog goed was.
Naast
een leeg en contactarm bestaan,
want
ook vele goede vrienden laten het afweten;
de
pastor heeft het druk
en
de familie laat je links liggen.
En
telkens die herinneringen.
Ongemerkt
worden ze het ideaal
waarnaar
je blijft verlangen
op
de puinhopen van je bestaan.
`Ik
dacht dat het alleen maar goed kon komen,
als
alles was als vroeger.
Pas
toen ik dat durfde los te laten is er voor mij
-
heel geleidelijk aan -
een
nieuwe toekomst begonnen.
Eerst
moest ik de moed hebben
te
erkennen dat vroeger voorbij is.
En
dat mijn nieuwe toekomst moest groeien
uit
wat er over is.'
Pas
toen kon zij nieuwe contacten leggen
zinvolle
bezigheden vinden,
haar
huis en haar leven anders inrichten.
Volmaakt
wordt het nooit meer,
maar
soms bloeit er
in
erbarmelijk slechte omstandigheden
ook
een bloem.
Als
je op die bodem durft te vertrouwen,
dan
pas kan de puinroos bloeien.
Vandaag
zouden ze vijftig jaar getrouwd zijn,
maar
precies een week geleden hebben we vader begraven.
Wat
een feestdag had moeten worden,
werd
een rustige maar zeer intense familiebijeenkomst.
Want
zulke dagen zijn wel moeilijk,
vooral
als je er tegenaan kijkt.
Maar
op de dag zelf slepen de onderlinge solidariteit
en
de saamhorigheid je erdoor.
In
een stille avondmis, zonder zang,
dachten
we na over de talenten die je
als
(klein)kind van je (groot)ouders krijgt.
Op
jouw beurt mag jij er aan meewerken.
Opeens
was duidelijk dat het grootste talent
misschien
wel de eenvoud is
waarmee
gewone mensen in het leven staan;
de
vanzelfsprekendheid waarmee je ouders
vijftig
jaar lang
elkaar
en hun gezin trouw zijn geweest;
het
werk van hun handen
waar
ze dag in dag uit
voor
anderen hebben gezorgd;
de
liefde, die ook door moeilijkheden heen
stand
hield.
Dat
is meer waard dan wat smaakmakers
van
onze moderne cultuur
je
proberen bij te brengen.
Want
daar kun je echt verder mee.
Ik
ben afgelopen nacht begraven,
in
een donkere kuil gegooid, zonder jou.
Die
droom bedreigt me.
Zo
ben ik geraakt en aangetast,
dat
gisteren morgen wordt.
Waar
staat mijn geboortehuis voor de toekomst?
Geluk
heeft te maken met ongeluk;
het
is iets van buiten af,
zoals
mij mijn verleden werd ontnomen,
zo
kan mij de toekomst gegeven worden.
Wil
je mijn laat geluk bewaren?
Wil
je bij me zijn als ik sterf?
Ik
wil je vertrouwen.
Diep
in de wei hangt een grote ster
de
nacht straalt koud en de reis is ver,
maar
't is die reis en die koude waard
een
Maagd heeft daar een kindje gebaard.
Dat
kindje, dat is Gods eigen Zoon
nooit
was een kind op aarde zo schoon.
Kom
laat ons gaan en talmen niet,
Hoort!
Over de velden valt een lied:
"Glorie
aan God en de menschen vree".
Wij
gaan met de kleine herders mee.
Jacques
Benoit
Hij
werd in het midden der barre nacht
in
bloed en pijnen op d'aard gebracht.
Daar
was geen luier of geen doek of zo
de
moeder dekte Hem toe met stro.
En
zelve rillend van koorts en kou
peinsde
hoe ze Hem voeden zou.
En
toenj - een ster was hun voor gegaan
klopten
drie wijzen ter poorte aan.
De
eerste bracht Hem, symbool van leed,
als
offerende een bloedrood kleed.
De
tweede bode van smaad en hoon
brachr
Hem een staf en doornenkroon.
De
derde, gebukt onder 's werelds wee
zeulde
het kruis op de schouders mee.
Ook
waren de herders opgegaan
zij
voerden een duistere kudde aan.
Eind'loze
rij van 't gesmade ras
dat
aan de arbeid geketend was.
Aan
d'arbeid verkocht voor luttel geld
eeuwen
al leeg'rend in Efrata's veld.
Spiedend
aan iedere horizont
of
het ook zijn Verlosser vond.
En
geen die zijn koning iets schenken kon.
Zij
smeekten slechts Kyrie Eleison.
En
Hij, verheerlijkt in hemelsch licht
heeft
van de kribbe zich opgericht.
bood
hun in opperste liefde aan
al
wat Hij had: Zijn naakt bestaan...
Freek
van Leeuwen
dat je in mijn
dromen
terecht moet
staan
voor een
tribunaal
van
onverzettelijke partizanen?
In het holle
licht
buigen hun
moede gezichten
zich over de
tafel
met het
bewijsmateriaal:
koperen munten
en een half
verbrand papier,
omkrullend aan
de randen.
Wat heb je
gedaan
dat ik
tevergeefs
mijn armen om
je heensla,
roepend: hij is
geen verrader!
In het raam
zonder uitzicht
verschijnt een
soldaat,
het geweer in
de aanslag.
Wat heb je
je aangedaan?
rusteloos
ronddraaiend
in je
gerieflijke huis
tussen de
boeken en de schilderijen
en het
geruisloze bestaan
van planten.
En ik: je
spotzieke hofnar,
ontboden tot
vermaak,
geliefkoosd en
afgestraft
omdat ik me
niet kan onderwerpen
aan je
schijnbewind.
Soms luisteren
wij samen
naar de wind
aan het raam
die ons roept
met de stem
van het heelal.
Hoe lang nog
houdt de angst
in je ogen
ons gevangen?
Maar ik ben
geen vluchteling
want ik ben
niet gevlucht
ik ben
weggewaaid
als een blad
van een boom
er is in ons
land
een
verschrikkelijke wind opgestoken
een wind vol
vuur en verkrachting
en op 'n dag
op een dag die
ik me niet meer herinner
op een dag die
ik me niet meer durf te herinneren
ben ik
weggewaaid
wie zou er uit
zichzelf vluchten
wie zou er uit
zichzelf
z'n eigen huis
z'n eigen stad
z'n eigen land
z'n eigen
familie in de steek laten
en dan ergens
aankomen waar je niet welkom bent
vluchtelingen
zijn nooit welkom
dat weet
iedereen
dat heeft de
geschiedenis al zo vaak bewezen
waarom dan een
langzame dood
in een vreemd
land
als je op de
drempel van je eigen huis
ook kunt
sterven
vluchtelingen
bestaan niet
er bestaan
alleen weggewaaide mensen
mensen die door
de wind over de wereld zijn geblazen
Ad de Bont
God schiep het
licht op een hemelse wijs.
't Was avond en
morgen: de eerste dag.
En op aarde de
wolken, wit en grijs.
't Was avond en
morgen: de tweede dag.
God schiep het
land uit de zee en toen was
er plaats voor
de bomen, de bloemen, het gras.
En alles was
goed, toen de Heer het bezag.
't Was avond en
morgen: de derde dag.
God schiep de
sterren, de zon en de maan.
't Was avond en
morgen: de vierde dag.
En de vogels en
de vissen zijn ontstaan.
't Was avond en
morgen: de vijfde dag.
God schiep het
wild en het goedige vee;
Hij maakte de
mens en zij leefden in vree.
En alles was
goed, toen de Heer het bezag.
t Was avond en
morgen: de zesde dag.
Hemel en aarde
en al wat er is -
en God heeft
gerust op de zevende dag -
zijn geroepen
uit leegte en duisternis.
En God heeft
gerust op de zevende dag.
God gaf de
mensen het woord in de mond
en zij gaven
namen aan al wat bestond.
En alles was
goed, toen de Heer het bezag.
't Was avond en
morgen: de zevende dag.
Jan Wit
Niet dat geen
wolk van lijden over je heen zal komen -
niet dat je
toekomstige leven altijd over rozen zal gaan -
niet dat je
nooit een traan van verdriet zult laten -
niet dat je
nooit pijn zult voelen -
nee, dat alles
wens ik je niet!
Mijn wens voor
jou is,
dat je altijd
de gouden herinnering aan elke rijke dag
van je leven
zult bewaren -
dat je dapper
zult zijn in het uur der beproeving,
wanneer het
kruis op je schouders wordt gelegd,
wanneer de berg
die je moet beklimmen te hoog lijkt
en het licht
van de hoop oneindig ver weg -
dat elke gave
die God je geschonken heeft
zal groeien en
ertoe zal dienen
de harten van
wie je lief hebt met vreugde te vullen.
In deze laatste
week van de advent zou
het moeten gaan
sneeuwen: ieder jaar
zijn het
dezelfde dingen waar je naar
verlangt. Dus
sneeuwt het niet; maar
alles went.
Je steekt de
kaarsen aan op het dressoir
en denkt aan
alle doden die je kent.
terwijl je
wacht op een gemist moment
schuiven de
dagen naadloos in elkaar.
Je poogt je
tegen beter weten
in iets te
herinneren wat er niet was,
omdat wat weg
is diepte heeft en zin.
Je draait
muziek, drinkt thee,
je leest een
boek dat je ook lang geleden al
eens las. Maar
alles is
onachterhaalbaar
zoek.
Jean Pierre
Rawie
We zijn teveel
met sprookjes opgegroeid
waarin ze lang
en heel gelukkig leven
dat wordt ons
met de moedermelk al ingegeven
en niet zo een
twee drie maar uitgeroeid
Sneeuwwitje,
Assepoester en Roodkapje
't kwade wordt
gestraft, de deugd beloond
de liefde met
een huwelijk bekroond
jij bent een
kind, je weet nog niet zoveel
maar de moraal
die snap je, .snap je, snap je.
In feite zijn
't maar vertelseldromen
en dromen zijn
nou eenmaal vaak bedrog
ze blijken maar
voor zelden uit te komen
en desondanks
geloven we ze toch
Sprookjes!
Je trapt er dan
ook onbekommerd in
je bent niet
voorbereid op de misŤre
jou sprookje
heet gezinnetje en top-carriŽre
een koning met
z'n sprookjeskoningin.
Maar alle
sprookjes eindigen bij voorkeur
maar jij denkt
dat 't jouwe pas begint
en elke
generatie staart zich blind
op het geluk
dat open bloeien zal
achter de eigen
voordeur
In feite zijn
't maar vertelde dromen
en dromen zijn
nou eenmaal vaak bedrog
ze blijken maar
zo zelden uit te komen
en desondanks
vertellen we ze toch.
We zijn teveel
met sprookjes gek gemaakt
de mythe van
een lang gelukkig leven
blijkt vaak in
de praktijk een dubieus gegeven
waar menigeen
door in verwarring raakt.
Toch kunnen we
niet zonder sprookjes leven
we blijven
altijd toe een beetje kind
en hopen dat 't
goede overwint
en dat is lief,
en ook naÔef
maar 't blijft
een een nobel streven
Robert Long
Hoe het na de
opstanding verder gaat
De vrouwen op
die eerste dag
zijn door de
tuin gelopen
met schrik: het
graf was open
alleen de
tuinman die men zag.
De vrouwen
lieten daar het graf
met blijdschap:
er was leven!
Ze zagen het
maar even,
maar niemand
nam hen dat meer af.
Die vreugden
vrees en wankele moed
zijn eeuwenlang
gaan duren.
Geen Thomas,
geen structuren
verhulden ons
dat zicht voorgoed.
Jij, die de weg
nu met mij gaat,
door nacht of
mist moet lopen,
hou vol! En
laat ons hopen
omdat de
Tuinman ergens staat.
Gonny Luijpers
|
voor meer en ander werk zie http://landscape.mystiek.netcanandanann - 20-02-2006 18:04:28 |