Op een morgen
glinsteren de grashalmen
vol
dauwdruppels:
de bomen leken
wel kristallen luchters;
de bloemen
parelden in 't zonlicht.
Samen riepen ze
tot de zon:
'Hoe groot en
verheven is uw hoogheid, o Zon!
Van u hang af
het lot van ons allen'.
De zon
knipoogde naar de flonkerende boom,
de parelende
bloemen en de grashalmen en zei:
'Jullie hebben
gelijk. Mijn invloed is groot.
Maar vergeet
niet hoe moeilijk 't voor mij is,
alles juist te
zien en te beoordelen.
Ik zie van
alles alleen de zonzijde;
de schaduwzijde
van al wat bestaat,
blijft mij
verborgen'.
Dorosmay Janos
Ik zocht naar
de liefde in een rode roos
ik zocht naar
de liefde in een groene boom
maar de roos
die had doornen en de boom bleek een kruis
het werd een
mislukking, ik was nergens thuis.
Maar de liefde
hield mij gevangen.
Ik zocht naar
de liefde in een vriendelijk gezicht
ik zocht naar
de liefde als in een gedicht
maar mensen
vertelden, wij zoeken het ook
en veel mooie
woorden gingen op als in rook.
Toen kwamen
verhalen die ik nooit had gehoord
van God die
Zijn zoon gaf, Hij hield aan Zijn woord,
Hij wilde mij
redden en maakte me vrij
Hij vult mijn
verlangen, nu hoor ik erbij.
Want Zijn
liefde maakt me vrij.
Als het donker
wordt gaan veel mensen verloren
als het donker
wordt zijn de tranen te horen
dit stil
verdriet verbroken lied
dissonant als
in een tekst zonder woorden.
Tijd staat even
stil, maar de uren verstrijken
tijd staat even
stil zonder verder te kijken
ik ben alleen
zoek om me heen
naar een
lichtpunt op mijn pad levensadem.
Nieuwe hoop
breekt aan, ik wil U verstaan
U bent onze
kracht, die de pijn verzacht, neem mij mee.
Nu ik U herken
voel ik rust en vertrouwen
nu ik U herken
wil ik verder gaan bouwen
na ieder dal ja
overal
loopt U mee en
duwt mij voort zonder vragen.
Mijn God, soms
maakt het leven me zo bang.
Soms voel ik me
zo nameloos alleen...
Er is geen mens
bij wie ik schuilen kan.
Mijn God, het
is zo donker om me heen!
Is dat uw stem
Heer, die ik hoor?
"Vrees
niet, ik ging dit zelfde leven door!
en in het
duister der verlatenheid
doorleed ik ook
jouw eenzaamheid!'
Maar Heer, het
leven maakt mij soms zo moe,
zo eind'loos
moe, dan kan ik haast niet meer.
Wat is de zin
van alles wat ik doe?
Ik weet het
niet, ik ben zo bang o Heer!
Is dat Uw sten
Heer, die ik hoor?
"Vrees
niet, ik draag je zelf het leven door,
de raadsels zul
je straks verstaan.
Kom nu mijn
kind, achter Mij aan!'
Maar Heer, die
donk're oorlogsdreiging dan?
De angst
benauwt me keer op keer.
En om de
kinderen ben ik zo bang,
hun toekomst is
zo angstig donker Heer!
Is dit Uw stem
Heer, die ik hoor?
"Wees maar
niet bang, Ik ga toch voor?
in elke pijn,
in elk verdriet
ben ik erbij,
heus, vrees maar niet!"
Maar Heer, mijn
zwarte zonden dan?
Zo vaak heb ik
U pijn gedaan...
Ja Heer,
daarvoor ben ik het meeste bang
dat ik eens oog
in oog met U zal staan.
Maar 't is Uw
stem Heer, die ik hoor:
"Mijn
kind, daar stierf Ik immers voor!
Kom toch mijn
kind, achter mij aan,
want al je
schuld is weggedaan!"
"Kom dan
mijn kind, hier is Mijn hand,
Ik leid je naar
het Vaderland!"
Dien de Haan
kan als een
druppel water zijn
die een bloem
de kracht geeft
zich weer op te
richten
Een beetje
liefde
kan een mens
genezen!
Een mens
genezen
is hem helpen
de verloren
moed terug te vinden
Maar dan door
je mond
zal de liefde
spreken
door de
zachtheid van je handen
de tederheid
van je gelaat
en de aandacht
van je hart!
Voor
allen Heer, die eenzaam zijn,
Voor allen die
U zijn vergeten,
Voor allen die
zichzelf zo klein,
zo hooploos
onbelangrijk weten,
Voor ieder die
geen blijdschap kent,
Voor elk, die
onder druk moet leven,
Voor ieder, wie
Gij ‚‚n talent,
Geen tien
talenten hebt gegeven,
Voor allen, die
met scherpe tong,
De ander
ondoordacht bezeren,
Voor ieder, die
in lang niet zong,
Voor elk, die
't liefste moet ontberen,
Maar ook voor
allen, die zich rijk
beschouwen, op
zichzelf vertrouwen,
Voor allen, die
een sterke dijk
van baat rondom
hun harten bouwen....
Voor allen bid
ik U, o Heer,
Vooral voor
hen, die zelf niet vragen;
En ook mijzelf
bid ik steeds meer
of 'k blij en
dapper 't kruis mag dragen.
zullen ze ons
hebben verminkt.
Nu moet het
gebeuren,
zeg aan
iedereen
dat het nu moet
gebeuren.
Zonder handen:
hoe zouden we
morgen slaan?
Zonder tong:
hoe zouden we
morgen schreeuwen?
Nu moet het
gebeuren,
niet morgen,
nee!
zeg aan
iedereen
dat het nu moet
gebeuren.
Niet morgen,
nee:
nu nu.
Alfonso
Murriagui
Geloven
is een diep en
zeker weten
dat wij niet
alleen zijn hier
niet verloren,
zonder uitzicht.
Want wie
luistert naar de stilte
weet de weg.
Gehoorzaam tot
het uiterste
het donker in
gaan en het niets
de leegte
aanzien, het verdriet,
je overgeven
aan wat komt...
en dragende
armen zijn onder je
God krijgt
gezicht
Hoe beter je
naar buiten
kijkt,
hoe meer je
van binnen ziet.
Hoe stiller je
naar buiten
luistert,
hoe meer je
van binnen
hoort.
Hoe eerbiediger
je
met buiten
omgaat,
hoe hartelijker
je van binnen
wordt
Peer Verhoeven
Kom tot jezelf
Luister naar de
stilte
je weet niet
wat je hoort;
zoek de leegte
je weet niet
wat je ziet.
Haal niet
binnen
alwat je halen
kunt;
schraap de
aarde niet
kaal uit alle
macht;
je houdt niets
over:
Laat je niet
op sleeptouw
nemen;
laat je door
niemand
overschreeuwen;
ontloop jezelf
niet.
Zouden bloemen
weten
hoe mooi ze
zijn
en hoeveel ze
ons
te zeggen
hebben?
Zouden bomen
weten
van hun takken
en tooi
en van het nest
in hun kruin?
Zouden vogels
hun
lied en zingen
horen
en beseffen wie
ze
er mee
plezieren?
Zou de aarde
voelen
dat al wat
bestaat
uit en van haar
leeft,
dat zij moeder
is?
Zouden de
mensen
niet moeten
weten
dat ze samen
een
van hart en
ziel zijn
en in dood en
leven
gekend gedragen
worden
door de liefde?
Peer Verhoeven
Elke dag is een
uitnodiging
om goed te zijn
voor jezelf
om jezelf te
bouwen.
Elke dag is een
uitnodiging
om jezelf te
oefenen
in waardering
voor dit leven,
in waardering
voor je kunnen.
Elke dag is een
uitnodiging
om je te
verwonderen
over zoveel
goeds in anderen,
over zoveel
verlangen naar liefde.
Elke dag is een
uitnodiging
om tijd te
nemen voor zorg,
om aandachtig
te leven.
Elke dag is een
uitnodiging
om elkaar te
bemoedigen,
om te bouwen
aan een wereld
van liefde
Marinus van den
Berg
en het is goed.
Licht om
wat groeit en
bloeit
met kleur te
zien spelen;
donker om
aan de hemel
sterren te zien
flonkeren.
Leef en bid
met dag en
nacht mee.
Er is zomer, er
is winter
en het is goed.
Zomer om naar
buiten
en op pad te
gaan;
winter om
met alles om je
heen
op adem, tot
rust te komen.
Leef en bid
met de
seizoenen mee.
Er is spreken,
er is zwijgen
en het is goed.
Spreken om
te zeggen
waarvan
hart en hoofd
vol zijn;
zwijgen om
te beleven wat
geen woord
zeggen kan.
Leef en bid
met alle leven
mee.
Woorden die
vonken.
Vlammen,
verwarmen,
woorden die
zingen,
strelen,
omarmen.
Woorden van
vrede,
vrijheid,
genade,
woorden die
helen,
voeden en laven.
Woorden voor
mensen,
mensen tot
zegen,
woorden vol
toekomst,
taal van
Godswege.
Eenmaal
gsproken,
teder en hevig,
taal van een
minnaar,
woorden voor
eeuwig.
Hans Bouma
Dat je
vertrouwen ondervindt
op de weg die
voor je ligt,
dat je open
staat
voor alle door
God gezonden signalen,
en dat je
altijd zult weten
dat Gods vrede
zeer nabij is.
Want God zegt:
Ik ben voor
jullie
om je de weg te
wijzen.
Ik ben naast je
om je voor
gevaren te behoeden
en je in mijn
armen te sluiten.
Ik ben onder
jullie
om je op te
richten
als je valt en
blijft liggen.
Ik ben in
jullie
om je met
vreugde te vervullen.
En ik ben over
je om je te zegenen.
HET VERLOREN
SCHAAP ZINGT ZIJN PSALM
Was ik een
schaap,
was hij mijn
herder.
Was ik een
schaap,
bracht hij mij
verder.
Hij wist waar
groen grasland was
en fris helder
water.
Als ik weg
wilde lopen
gaf hij mij een
tik met zijn stok.
En was ik zoek,
ging hij mij
zoeken.
Was ik stom
ging ik
verdwalen,
hij keerde om
om mij te halen.
Ik was niet
bang
want hij was
bij mij.
Al moesten we
langs
smalle enge
paden,
ik durfde best,
want leeuwen en
wolven
jaagt hij de
stuipen op het lijf.
Wie kwaad wil
doen
die lacht hij
vierkant uit.
Ik voelde mij
goed,
kon op hem
bouwen.
Ik kreeg weer
moed,
had weer
vertrouwen.
Hij moedigt mij
aan,
en maakt mij
dapper.
Met hem erbij
lukt het mij
alle dagen van
het leven.
Was ik een
schaap
dan wist ik het
wel.
Naar
vriendschap zulk een mateloos verlangen
Ik wil zo graag
eens weten wat jou boeit
Ik weet niet
waar ik jouw aandacht mee kan vangen
Of waar jouw
hart, verstand en ziel voor gloeit
Je kunt toch
soms zo opgesloten kijken
Zit je dan vast
of voel je je alleen?
Ik weet dan
niet hoe ik je kan bereiken
Vliegt er dan
ook van alles door je heen
Naar
vriendschap zulk een mateloos verlangen
O lieve God,
hoe kom ik dichterbij
Ik kan je niet
zo volgen op je gangen
Kom ik bij jou,
dan ga je weer opzij
Hoe zou ik toch
daar doorheen willen breken
Wat is het
waard dat jou het meeste zegt
Ik heb het al
van elke kant bekeken
En merk steeds
meer ik raak aan je gehecht
Naar
vriendschap zulk een mateloos verlangen
Het liefst wil
ik dat je open bloeit
Dat er een
gloed komt op je beide wangen
En dat je naar
het Grote licht toegroeit
Els Kolleman
Ik zie de hemel
open gaan,
de aarde in het
licht
van mensen die
elkaar zien staan.
Gods eigen
aangezicht.
Ik zie de
wereld omgekeerd,
het laagste
bovenaan,
het ongeziene
in het licht,
uit niets
groeit Gods bestaan.
Ik zie het lang
beloofde land
waar alles
wordt gedeeld,
van grond tot
licht,
van steen tot
brood
wij zijn Gods
evenbeeld.
Ik zie een stad
van puur kristal,
De leugens zijn
voorbij.
Wij leven in
doorzichtigheid,
Gods waarheid
leven wij,
Ik zie de aarde
vol sjaloom,
de ongeest
weggeleefd!
Ontmaskerd
staan wij voor elkaar,
en zie, de
vrede leeft.
Jan van
Opbergen
God heeft vast en zeker heel veel oren om de woorden en de taal van alle mensen
te kunnen horen.
Tel de oren van
iedereen die leeft en je weet hoeveel oren God heeft.
Marcel Zagers
Tot niets
verplichtende
dromerijen,
mijmeringen,
fantasieën,
met de rug in het gras -
dat is geen
kunst.
Dromen hebben,
uitzicht zien
en visioen
hoog houden
terwijl je rechtop in de
werkelijkheid
staat, dat is een kunst.
Jan Ruyter
Er was eens een
bloem die, niemand weet waarom,
opschoot tussen
de stenen.
Er kwam een man
voorbij. Hij bewonderde de schoonheid
van de bloem,
dankte God voor haar en ging verder.
Die nacht stak
er een storm op en de bloem stierf.
Er was eens een
bloem die, niemand weet waarom,
opschoot tussen
de stenen.
Er kwam een
vrouw voorbij. Ze bewonderde de
schoonheid van
de bloem en dacht: ik zal haar mee
naar huis nemen
zodat iedereen haar kan bewonderen.
Een week later
verlepte de bloem.
Er was eens een
bloem die, niemand weet waarom,
opschoot tussen
de stenen.
Er kwam een
kind voorbij dat zich met de bloem
vereenzelvigde:
eenzaam geïsoleerd, zonder iemand
op de wereld.
Het kind besloot voor de bloem te zorgen,
bracht grond en
water en de volgende dag wat mest.
En deze bloem
veranderde in een tuin.
Hector Frisotti
Zie de dag van
vandaag,
God geeft hem
aan jou, hij is voor jou,
zie hem in Hem.
De dag van
morgen is voor God,
hij is niet van
jou.
Draag de zorg
van vandaag niet over op morgen.
Morgen is voor
God: geef hem aan Hem.
Dit ongeluk is
een broos bruggetje:
als je belast
met het gemis van gisteren
en met de zorg
voor morgen,
bezwijkt het
bruggetje en verlies je je draagvlak.
Het verleden?
God vergeeft je dat.
De toekomst?
God geeft je die.
Zie de dag van
vandaag
in
verbondenheid met Hem.
opdat je met je
nieuwe ogen
ons nog liever
zou mogen zien
dan je in dit
leven ooit hebt gedaan.
Ik zegen je
vorige oren
opdat je met je
nieuwe oren
nog beter zou
verstaan
dat je in dit
leven ooit hebt gedaan.
Ik zegen je
vorige mond
opdat je met je
nieuwe mond
ons er nog
liever mee zou mogen
toespreken en
toelachen
dan je in dit
leven ooit hebt gedaan.
Ik zegen je
vorige handen
opdat je met je
nieuwe handen
ons nog
tederder zou mogen strelen en omhelzen
dan je in dit
leven ooit hebt gedaan.
Ik zegen je
vorige voeten opdat
wanneer ook
onze tijd gekomen is
om door de dood
heen te gaan
je er ons mee
tegemoet mag komen
stralender en
gelukkiger
dan je ooit in
dit leven hebt mogen zijn.
jij kwam tot
mij
als uit een ver
verleden
toen treinen
nog op stoom
en kolen reden
jij kwam tot
mij
als uit een ver
verleden
toen paus en
bisschoppen
nog veel gezag
bekleedden
jij kwam tot
mij
als uit een ver
verleden
toen studie nog
bijzonder was
en professoren
schreden
maar op de
avond voor je dood
verscheen jij
in het heden;
de tijd ontdaan
van ballast
stond nu in
schril contrast
met alle leven
in verleden
op dat moment
zag ik het
diepste van je wezen
in vrede met de
dood
had het leven
niets te vrezen
zo werden wij
tot slot bekenden
Ik vroeg om
kracht
en God gaf me
moeilijkheden
om me sterk te
maken.
Ik vroeg om
wijsheid
en God gaf me
problemen
om te leren
oplossen.
Ik vroeg om
voorspoed
en God gaf me
verstand en
spierkracht om
mee te werken.
Ik vroeg om
moed
en God gaf me
gevaren
om te
overwinnen.
Ik vroeg om
liefde
en God gaf me
mensen
om te helpen.
Ik ontving
niets van wat ik vroeg
Ik ontving
alles wat ik nodig had.
Je leeft je
eigen leven
wat zij er ook
van vindt,
je bent allang
geen kind meer
al blijf je ook
haar kind.
Je wilt erover
praten
maar niet op
haar manier
je zult haar
best verdriet doen
maar niet voor
je plezier.
Wat moet je nog
met haar en met haar ouderlijk gezag?
En dan opeens
dan is ie er, die dag
De dag waarop
je moeder sterft,
de dag die al
je dagen
van dan af aan
wat grijzer verft
al hou je niks
te klagen.:
je hebt je
goeie vrienden nog
die staan je
ook dichtbij,
en als je soms
een minnaar zoekt
dan staan ze in
de rij.
Maar niemand
zal meer weten hoe je met je pop kon spelen
en niemand zal
nog ooit je vroegste vroeger met je delen.
De dag waarna
je nooit meer kwetsbaar wezen mag
en klein de dag
waarna je nooit
meer kind zult
zijn.
Wat al die
jaren fout ging
komt dan niet
meer terecht
en wat je nog
wou zeggen
blijft eeuwig
ongezegd:
de machteloze
frasen van je genegenheid
en dat het niet
haar schuld was en ook dat het je spijt.
De dingen die
je lang niet zeggen kon en zeggen wou
en dan zo graag
nog een keer zeggen zou
De dag waarop
je moeder sterft,
dat jij wordt
losgelaten
en al haar
eigenschappen erft
die jij zo in
haar haatte:
de scherpe
tong, de bokkepruik,
de zure
schooljuffrouw,
die zullen ze
dan binnenkort herkennen gaan in jou.
En hoop lijk
ook de andere kant: de aardige, de zachte,
maar of je die
hebt mee-geerft valt nog maar af te wachten.
De dag waarna
de rest een kwestie wordt van tijd en pijn,
de dag waarna
je nooit meer kind zult zijn.
Jan Boerstoel,
1993
Al is mijn stem
gebroken
mijn adem
zonder kracht
het lied op
andere lippen
draagt mij dan
door de nacht.
Door ademnood
bevangen
of in verdriet
verstild:
het lied van uw
verlangen
heeft mij aan
't licht getild.
Ons lied wordt
steeds verdragen
door vleugels
van de hoop.
Het stijgt de
angst te boven
om leven dat
verloopt.
Het zingt van
vergezichten,
het ademt van
Uw Geest.
In ons gezang
mag lichten
het komend
bruilofsfeest.
Sytse de Vries
Verborgen God
laat je toch vinden,
treedt toch
tevoorschijn laat je zien.
Wij zoeken Jou
met hart en zinnen
wij zoeken Jou
met hart en ziel.
Geef ons de
kracht die ene stap te doen
weg van
onszelf, Nabije, naar jou toe.
Marijke de
Bruijne
Zoals er mensen
zijn die zingen,
niet omdat zij
dit willen, maar
omdat er een
stem in hen oprijst, zo
zijn er ook
mensen die geloven, niet
uit angst en
uit hoop op
beloning, maar
omdat zij krachtens
hun wezen niet
anders kunnen.
Abel Herzberg
We spiegelen
ons niet aan pracht en praal;
we hangen niet
aan grote woorden;
we gaan niet op
in een nog veel meer.
We scheppen
vreugde in wat goed, en wat mooi is;
we willen
omgaan met wat eerlijk is;
we zien
waarheid in wat sober en bescheiden is.
We vragen niet
anders dan in goed vertrouwen
en elkaar tot
zegen de toekomst in te gaan.
Het zij u en
allen hier in volle maat gegeven -
God, in Uw
naam.
Peer Verhoeven
Als angsten mij
tergen, geen toevlucht mij rest,
ik, vogel
zonder nest, mij niet weet te bergen,
als dagen
verzinken in donkere nacht,
ik totaal niets
verwacht en denkt te verdrinken,
laat me dan
niet vergeten dat geen mus van het dak,
geen kind ook
hoe zwak valt, zonder Uw weten.
Joke Forceville-van Rossum
Verraadt ons
aller angst zich niet
in wie het
leven weerloos liet?
de glasglans
stemt de blazer mild
de kaarsvlam
vormt de hand tot schild
de krokus wijst
beton zijn grens
hoe kostbaar is
een kwetsbaar mens.
Okke Jager
Bomen hebben
wortels
blad en tak en
stam.
Bomen groeien
langzaam
en hun weg is
lang.
Hun wortels
vinden voedsel
in de aarde,
sap.
De stam geeft
het door aan
vrucht en blad
en tak.
Mensen hebben
wortels
in 't verleden
ver.
Vinden daar hun
oorsprong
komen langzaam
her.
Mensen geven
leven
aan hun takken
door.
Nieuwe mensen
leven:
Zo gaat het
steeds maar voort.
Bomen kunnen
nimmer
zonder grond
bestaan.
Raken ze
ontworteld
't is snel met
hen gedaan.
Mensen zijn als
bomen
leven niet alléén.
Zonder grond en
wortels
leeft geen mens,
niet één.
'Zonder het
Woord en de woorden
zijn Wij een
volk dat in
duisternis
wandelt'
Er kwam een
schip
met zeven
ruimten
zwaar van graan
hij ging aan
boord
en schouwde
elke
korrel aan
hij woog haar
lang
aandachtig op
zijn
grote hand
zij kiemden in
het zachte hart
van
zijn verstand
de hete dag
de koude nacht
bij
zon en maan
in eenzaamheid
zo toegewijd
het
graan verstaan
zo was hij
grond
en dorsvloer
oven
van het brood
te eten gaf
hij leven in de
geestesdood
en altijd ging
hij naar het
schip van
ver terug
en kwam weer
thuis
de graanlast op
de
hoge rug
totdat voor
kort
de trouw van
lezen
eindigde
de wereld die
niet hoort hem
niet meer
pijnigde
het schip bad
hij
dat het voor u
nog
binnenloopt
dat gij het
graan
weegt op uw
hand heeft
hij verhoopt
er komt een
schip
met zeven
ruimten
zwaar van graan
het zaad dat
door
uw woord te
houden
lijf mag gaan
het vruchten
mag
en rijpen
rijzen
mag tot brood
dat goed en
recht
mag winnen
leven
op de dood
getrouw gaan
naar
de haven
wachten
op het graan
als gij daar
staat
dan komt het
schip en
legt het aan.
Herman Verbeek
Wij wonen in
het huis van de taal
wij leven van
de woorden
zij zijn ons
dagelijks brood.
- Wij worden
gedragen door ons spreken
en wij zoeken
partners voor een gesprek
zelfs God wordt
in ons spreken betrokken
hoewel de
stilte zijn handelsmerk is -
Wij maken ramen
en deuren
gaan in en uit
ons huis
- de wereld
krijgt kleur -
herinnering en
toekomst vallen samen
wij zien wat we
reeds wisten
voortdurend
zijn wij echo
van een spreken
dat ouder is.
De taal geeft
ons niet alleen wonen
ons leven hangt
ervan af
want wat zouden
dood en leven zijn
als wij er geen
namen aan gaven
als wij
hulpeloos stamelen
zonder houvast
aan woorden
zonder horizon
van verstaan
zonder afgrond
als bedreiging aan onze voeten
zonder nacht en
dag
zonder zien in
lagen, en weten dat het altijd zo zal zijn?
Je bent een
gelukkig mens (Matheus 5,1-12)
Je bent een
gelukkig mens,
als je niet
meer wilt hebben
en zijn dan je
aankunt.
want dan ben je
precies
geschikt voor
Gods wereld.
Je bent
gelukkig
als je iets kan
betreuren.
want dan komt
er
ook weer eens
een tijd
dat je blij
kunt zijn.
Je bent
gelukkig als je goed
en vriendelijk
bent,
want dan ligt
de hele wereld
voor je open.
Je bent
gelukkig als je
door en door
eerlijk bent,
want daar kun
je
aIles mee
bereiken.
Je bent
gelukkig als je
wat voor een
ander
over hebt,
want dan zullen
ze ook wat
voor jou over
hebben
Je bent
gelukkig als je je
steeds zuiver
weet op te
stellen,
want dan ontdek
je God
achter alle
dingen.
Je bent
gelukkig als je
vrede om je
heen
weet te
scheppen,
want dan zeggen
ze
dat je een
stukje hemel
op aarde
brengt.
Je bent
gelukkig
als ze je
dwarsbomen
omdat je goed
doet,
want dat zijn
mensen
die de nieuwe
wereld
opbouwen.
Heb er maar
vertrouwen in
want later
zul je er voor
altijd
de vruchten van
plukken.
Geluk,
want op de
goede weg zijn jullie!
Op de goede weg
allen die door
ellende en verdrukking
arm aan
geestkracht zijn:
aan hen hoort
het elan en het beleid
van het komend
rijk!
Op de goede weg
allen die
zachtmoedig zijn:
zij erven het
land van alles en allen!
Op de goede weg
allen die
zaaien in tranen:
zingend zullen
zij oogsten!
Op de goede weg
allen die
hongeren en dosten
naar
gerechtigheid en vrede:
zij zullen
verzadigd worden!
Op de goede weg
allen die
barmhartig zijn:
zij zullen
ontvangen genade op genade!
Op de goede weg
allen die
zuiver van harte blijven,
onomkoopbaar en
oprecht:
zij zullen zien
wat God voor ogen staat!
Op de goede weg
allen die vrede
zoeken en stichten:
zij zullen de
naam
'kinderen Gods'
ontvangen!
Op de goede weg
allen die
vervolgd worden
om de
gerechtigheid
en die bespot
worden
vanwege de
mensenzoon:
aan hen is het
komend rijk,
de toekomst van
de rechtvaardigen!
Jan van
Opbergen
De Heer zij
voor u om u de juiste weg te wijzen.
De Heer zij
achter u om u in de armen te sluiten
en om u te
beschermen tegen gevaar.
De Heer zij
onder u om u op te vangen wanneer u dreigt te vallen.
De Heer zij in
u, om u te troosten als u verdriet hebt.
Hij omgeve u
als een beschermende muur,
wanneer anderen
over u heen vallen.
De Heer zij
boven u om u te zegenen.
Zo zegene u
God, vandaag, morgen en in der eeuwigheid.
Van Sint
Patrick,
een Ierse
monnik uit de 7e eeuw
Vertrekken is
allereerst uit zichzelf treden.
De korst van
egoisme stukbreken,
die ons
gevangen tracht te houden in ons eigen 'ik'.
Vertrekken, dat
is ophouden rondom zichzelf te draaien,
alsof men het
middelpunt van de wereld en van het leven was.
Vertrekken, dat
is zich niet laten opsluiten binnen de
problemenkring
van het wereldje waartoe wij behoren;
hoe belangrijk
dat ook mag zijn,
de mensheid is
veel groter -
en die moeten
we juist dienen.
Vertrekken, dat
is geen kilometers verslinden
zeeen
oversteken of supersonische snelheden bereiken.
Het is in de
allereerste plaats, zich opstellen
voor anderen,
hen ontdekken, hun tegemoet gaan.
Dom Helder
Camara
God zij met
jou,
ga in vrede,
je pad ligt
open
God gaat met je
mee,
Hij ruimt alle
hindernissen op,
God zij met
jou,
Hij zal zorg
voor jou dragen
Hij zal in je
schaduw lopen
Hij legt zich
bij je neer in jouw slaap
Hij blijft bij
jou,
God zij met
jou,
Moge jij bij
Hem blijven.
Tutsigebed
Moge de weg
zich voor je uitstrekken
als een
glanzend lint,
moge geluk je
begeleiden
gezondheid en
gunstige wind.
Moge de zon je
mild doorgloeien
en moge de
regen je land weldadig besproeien.
Tot ziens!
Moge God je
bewaren in de palm van zijn hand.
Wat zou er van
hem geworden zijn als hij niet
was opgestaan
op die derde dag hier ver vandaan?
pijn in het
hart van zijn moeder
ontgoocheling
in de ogen van zijn leerlingen
het vertrouwen
rechtvaardig te kunnen leven
en in vrede
zoals in de hemel maar dan op aarde
dat vertrouwen
diep geschokt
een spoor
hooguit in de herinnering van Pilatus
van diens vrouw
van Herodus van de hogepriester
van een
toeschouwer
een spoor in de
geschiedenis van verzet en overgave
een van de
velen? Wat zou er van ons geworden zijn
als hij niet
was opgestaan op die derde dag
hier ver
vandaan?
Marja Doesburg
In stromend
water wordt geen beeld weerkaatst,
wel echter in
het spiegelend oppervlak van een vijver:
alleen wie zelf
rustig is kan een rustplaats bieden aan
allen die rust
zoeken.
Lao Tse
Leven is op weg
zijn,
bergen
beklimmen, waden door rivieren
bloemen plukken
bij maanlicht.
dwalen door
eenzaamheden en woestijnen,
een kaars
branden tegen de storm,
op-lopen met
anderen of hen dragen,
brood delen en
vieren in de nacht.
Leven is
pelgrimeren,
een tijdlang
werken aan de weg,
een brug bouwen
over zwart water,
rovers verjagen
en duivels,
waken en bidden
met zieken,
doden begraven
bij de kapel.
Nooit raken
pelgrims thuis:
'vreemdelingen'
vestigen niet.
wanneer zij
eindelijk aankomen,
weten ze wat ze
vermoeden:
de weg is het
doel
elke morgen
weer
met open handen
naarbuiten gaan
je longen
volzuigen
verrukt
het licht
indrinken
kijk de hemel
dak boven je
hoofd
voel de aarde
grond onder je
voeten
elke morgen
weer
naar buiten
gaan
stap voor stap
verbazing
voor verbazing
weer mens
worden
Aan ons mensen
is het toevertrouwd
de Heer van
alle dingen
te zegenen en
te loven.
Hem, die onze
wereld tot schepping wil maken,
een feest om te
leven.
Hem die zich
niet heeft ontzien
ons in zijn
dienst te nemen,
die zich aan
ons heeft toevertrouwd.
Zij, die ons
draagt als een Moeder,
omringt en
bergt in ontferming
wanneer ons het
leven te veel wordt.
Geloofd zij uw
naam!
Want de dagen
van ons werk
omringt U met
uw Sabbath:
een feestelijk
teken van rust
in een moede
wereld van prestatie,
een uitnodiging
tot rechtvaardigheid
in een wereld
van armoede en lijden.
Wanneer wij in
dit uur
uw heilzame
daden gedenken,
vervul ons dan
met een vreugde
die duurt ook
op de gewone dagen.
Troebel dooft
het laatste licht
de avond nadert
ik ga alleen
op het
dichtgesneeuwde pad,
dat langs de
rotswand af,
langzaam steeds
stijler,
kronkelend zich
naar beneden
slingert.
Berken, star
door ijs,
palen,
onbewerkt,
dorens en
elzentwijgen,
een vervallen
hek
begeleiden de
weg
in het begin,
en dan is er
slechts
oneindigheid,
die schemerend
groeit
en hem vaag
als hij verder
ploetert
in haar
duisternis opneemt.
Rijp knarst en
sneeuw
onder mijn
schoen.
Weg, waarop ik
sta,
jou behoor ik
toe!
Wie het licht
verlangt,
moet in het
donker gaan.
Wat het
schemeren vermeerdert,
laat het heil
ontstaan.
Waar geen zin
is te bekennen,
heerst de zin.
Waar geen weg
meer is,
is het begin
van de weg.
Manfred
Hausmann
Mijn vader stapelt
stenen op een berg.
Ik help hem mee.
Hij heeft mij
meegevraagd op deze vreemde reis.
Veel zegt hij
niet, over ons doel.
Nog zwijgzamer dan
anders.
Mijn lijf doet
pijn van onze lange klim.
Het brood is op
dat moeder voor ons bakte.
Meegaf, voor
onderweg.
Wij hebben nog wat
water voor de terugtocht.
Als die er is.
Ik voel de zware
stenen in mijn handen.
Als ik ze optil
ben ik dubbel zwaar. De aarde trekt.
Waarvoor?
Voor wie is dit
altaar, Vader?
Dat is de vraag
die in mijn hoofd blijft klinken.
Vader? Ik noem je
zo, maar nu ken ik je niet.
Je ogen wijken als
ik naar je kijk.
Iets in me zegt me
met je mee te gaan,
tot je het woord
vindt dat ons weer bevrijdt,
Van deze zware
stilte.
God zal er wel
voor zorgen, zeg je, als ik het vraag.
Ik stapel stenen.
Het wordt een
groot altaar:
meer voor een mens
dan voor een bok of lam.
Wat ben je toch
van plan?
Ik hoor je steunen
bij het werk.
Wat ben je oud al,
Vader. Om je mond
ligt bitterheid.
Je ademt zwaar en traag.
Het is genoeg nu,
zeg je. Hoog genoeg.
Je keert je naar
mij toe en kijkt mij aan.
Ik ken je ogen
niet en zoek de god
waarnaar je
luistert.
Ga liggen, zeg je
en ik ben verbijsterd.
En ook niet: alsof
het raadsel
van onze reis
plotseling vorm krijgt.
Je ogen wijken uit
en je stem breekt.
Mijn zoon, ga
liggen, zeg je, en je pakt het koord.
Nu weet ik dan
waarom het
zo lang moest
zijn. Maar dit is moord!
Voorbij je woorden
roep ik om hulp.
Niet meer bij jou. Nooit meer.
Ik heb geen Vader
meer.
Mijn moeder is een
leven ver.
Ik voel de harde
stenen aan mijn rug.
Mijn
schouderbladen, waar zo vaak jouw hand mij leidde,
zijn weerloos bot.
Als dit jouw God
was, Vader, wil ik een andere God.
De stilte tussen
ons is nu te snijden.
En ja, je hebt een
mes, het mes gepakt.
Mijn hart roept:
Abraham. Dan hoor ik blaten.
Ben ik dat?
Op deze berg, van
iedereen verlaten,
geen kudde of geen
herder komt hier grazen, of weiden:
enkel steen en
bramen.
Maar ik hòòr
blaten en de arm, geheven al,
om kracht te
zetten voor de stoot,
zakt, ontmand,
omlaag.
De hand die op
mijn schouder drukt, ontspant.
Een man gaat door
zijn knieën. Abraham!
Huil je, vader?
Een afgod breekt
in je.
Mijn oude vader
huilt.
Hij ligt geknield
nu voor de stenenberg
waarop ik lig
gebonden. Het blatend dier
houdt aan, roept
om respijt.
Laat los, je
waanbeeld, vader.
Zei je niet zelf:
God zorgt? Ik ben niet kwaad.
Schimmen van wrede
goden trekken weg.
Ik weet ervan.
‘t is niets.
Hier leer je
sterven. Iets,
dat moeder beter
kan
dan jij.
En nu begrijp ik
beter wat ze zei,
vòòr we
vertrokken.
Doe wat je vader
zegt, en wees niet bang.
Eén is groter dan hij.
Gemma
Pappot, 24 XI 2000
man van gebed
man van
overgave
man van geloof
en liefde.
Man van mensen
man van de
wereld
man van warme
genegenheid
man vol
medelijden en begrip.
Man van vrouwe
armoe
man van
volledige onthechting
man van
gehoorzaamheid
man van volle
rijkdom.
Man van mensen,
man van de
wereld
man van warme
genegenheid
man van
medelijden en begrip.
Man van intense
vreugde
die weet wat
leven is
man van vele
smarten
die weet wat
lijden is.
Sterft zo'n
mens
gaat de zon
onder
en stijgt een
leeuwerik
luid zingend
ten hemel.
Man van God.
in de pijn die
de spiegel je
doet
liggen kiemen
van
wedergeboorte
jij bent de
kracht
jij geeft
richting
je kunt naar de
hemel
sprankelen of
naar de
aarde vloeien
de hemel kan
wel even
zonder je die
heeft
je zelf
gezonden
de aarde snakt
naar
de vruchtbare
druppels
van aandacht en
dauw
kijk de mensen
aan
er is vraag
naar je
kom terug uit
je hemel
waar lucht zich
spiegelt
op aarde waar
we je nodig
hebben.
Vera Huijgen
Hopend op meer
dan dit:
hopende op
geluk
de lachwekkend
ontroerende bloesem
die geen vrucht
draagt
iedere ochtend
een kans
iedere avond
een aanloop
naar later
misschien
misschien?
en elke dag
opnieuw
verwachten wat
niet bestaat
dit weten tot
in de polsslag
dit weten met
elke vezel
en toch?
en toch.
Ellen Warmond
God zit te
wenen
Het mooie
tapijt van de schepping,
dat zij weefde
met zoveel vreugde
is verminkt,
aan flarden gescheurd,
tot vodden
verlaagd,
zijn schoonheid
versnipperd door geweld.
God zit te
wenen.
Maar zie!
Zij verzamelt
de flarden
om iets nieuws
te weven.
Zij verzamelt
onze flarden
van verdriet,
de pijn, de
tranen, de frustratie
door wreedheid
veroorzaakt,
verpletterd,
negerend,
verkrachtend, dodend.
Zij verzamelt
de vodden van
het ploeteren,
pogingen van
voorspraak,
initiatieven
tot vrede
protest tegen
onrechtvaardigheid
alle schijnbaar
kleine en zwakke
woorden en
daden
geofferd
in hoop, in
geloof, in liefde.
En zie!
Ze weeft ze
allen
met gouden
draden van jubelzang
tot een nieuw
tapijt,
een schepping,
rijker, mooier,
dan die
tevoren!
God zit te
weven
geduldig,
voortdurend
met een
glimlach
die straalt als
een regenboog
op haar
betraande gezicht.
En zij nodigt
ons uit
niet alleen
onze flarden en
vodden van lijden
en ons
ploeteren
aan haar te
blijven offeren.
Maar meer dan
dat
om onze plaats
naar haar in te nemen,
aan het
jubelgetouw
en met haar te
weven
het tapijt van
de Nieuwe Schepping.
JOUW NAAM IN DE
PALM VAN MIJN HAND
Er zijn
duizenden kerken in de kerk;
nu hier dan
daar, een uur een jaar
gebeurt die
eeuwenoude droom:
mensen
schrijven elkaars naam
in de palm van
hun hand
en in hun hart
het verhaal van Jezus
die gesproken
heeft en voorgedaan:
alle mensen
gaan mij ter harte.
Jouw naam in de
palm van mijn hand,
dat betekent:
jouw leven is
mijn leven,
jouw vreugde,
zorg, hoop,
angst,
verwachting, droefheid,
woede,
teleurstelling en eenzaamheid
zijn de mijne.
Zoals wij
zingen
als één van
ons geboren is:
'Jij met je
naam, kom maar leven,
we zullen je
uit het water halen'.
Zoals wij
zeggen
als één van
ons gestorven is:
'meer dan jouw
lichaam
blijft ons jouw
naam'.
Kunnen mensen
zo soms een uur bij elkaar
spreken,
bidden, zingen, zwijgen,
bezig zijn met
elkaars leven?
Zijn onze
handen groot genoeg
voor al die
namen van
de armen, de
onderdrukten,
terroristen en
slachtoffers,
de twee miljard
die honger hebben,
vastgeroeste
ouders en losgeslagen kinderen,
de
snelheidsduivels en de
kinderen die
spelen op straat?
We mogen het
hopen want in ons hart bewaren
we het verhaal
van Jezus.
Met lege handen
heb ik niets te
geven.
Met lege handen
die aarzelen om
lief te hebben,
die breken en
slaan,
kan ik niemand
opbeuren.
Maar deze
handen
kan ik aan een
ander geven
om te troosten
en te strelen,
om meer te
dragen
dan ik zelf
dragen kan.
Met deze handen
kan ik anderen
vasthouden
met liefde en
vreugde
in een kring
van liefde.
In honderd
handen
begint de vrede
en duizend
handen
maken licht
werk.
Een kring van
mensen
gebonden aan
elkaar
om op te bouwen
wat
gebroken is,
om een last te
dragen
die te zwaar is
voor een mens
alleen.
Zo wil ik graag
staan
in de kring van
Jezus.
|
voor meer en ander werk zie http://landscape.mystiek.netcanandanann - 20-02-2006 18:04:56 |